Studentenpsychologen Anemoon Ankum en Annebelle Meijers zien op hun spreekuur geregeld internationale studenten met complexe psychische problematiek die hier geen netwerk, geen huisarts en geen zorgverzekering hebben. Deze categorie studenten bezorgt hen de meeste stress. Meijers: “Wat wij aan hulp kunnen bieden is niet genoeg en ik kan ze niet doorverwijzen, daar lig ik weleens wakker van.”
De studentenpsychologen sporen hun studenten aan tot zelfredzaamheid, ze vragen hen een huisarts en een zorgverzekering te regelen en hun netwerk te versterken. “Maar het blijft moeilijk om maar vijf gesprekken te kunnen bieden aan iemand die bijvoorbeeld zijn hele familie verloren heeft”, zegt Meijers. “Nederlandse studenten kun je in elk geval nog doorverwijzen”, vult Ankum aan. “Ook dat geeft soms stress omdat iemand nú hulp nodig heeft en je weet dat er overal wachtlijsten zijn.”
Psychiater Antoinet Oostindiër vindt de situatie heel herkenbaar. “Als hulpverlener ervaar je een gevoel van onmacht als je iemand niet goed genoeg kunt helpen. Dat geeft stress. En als je dat te vaak meemaakt krijg je last van compassion fatigue, dan haak je emotioneel af en kun je uiteindelijk in een burn-out terechtkomen.”
Oostindiër kent de stress van hulpverleners uit eigen ervaring. Zij was zelf jarenlang huisarts in de Beemster voordat ze de opleiding tot psychiater deed en vond de beperkte tijd die ze voor patiënten had “heel onbevredigend”. Nu leidt ze Aerrea, een instituut waar hulpverleners met psychische klachten terechtkunnen. Aerrea is de enige zorginstelling in Nederland die zich uitsluitend op deze doelgroep richt.
‘Psychologen zijn heel handig in het afschermen van hun gevoel’
Oostindiër en haar collega’s ontvangen zorgverleners in een prachtige boerderij bij Wormer. Officieel is het een GGZ-instelling, maar de hele inrichting ademt meer de sfeer van een yoga-retreatcentrum. Er staan vaasjes met veren op tafel, het licht is gedimd en er liggen mooie kleden op de vloer. Er is een atelier en een dansruimte en er wordt met paarden gewerkt.
In hun hoofd blijven
“Eigenlijk zijn we een voelschool”, zegt Oostindiër, “langs verschillende wegen proberen we hulpverleners weer te laten voelen. Deze groep is altijd bezig met wat anderen nodig hebben, hoe het met henzelf gaat nemen ze vaak niet eens waar.”
psycholoog
> De VU biedt 60 jaar psychische zorg voor studenten in de vorm van een studentenpsycholoog.
> De eerste ‘universiteitspsycholoog’ aan de VU was dr. A. P. Cassee. Hij werd benoemd in september 1963. Twee jaar later kreeg hij een vrouwelijke collega, mejuffrouw dr. E. Veldman.
> Het aantal studenten groeide snel in die tijd en de psychologen werden benoemd vanwege de ‘noden’ en ‘aanpassingsproblemen’ van studenten. Veel van hen zouden we nu eerstegeneratiestudenten noemen, ze liepen vast omdat ze onbekend waren met de academische wereld.
Met dank aan universiteitshistoricus Ab Flipse.
Met alleen maar praattherapie blijven mensen vaak in hun hoofd, is Oostindiërs ervaring: “Zeker als ze zelf veel kennis hebben over psychologie en gewend zijn om aan de andere kant van de tafel te zitten, is het heel moeilijk om via traditionele therapie bij de kern van hun problemen te komen. Dat vereist dat ze gaan voelen en ze zijn er heel handig in geworden om dat gevoel af te schermen. Als ze dan in de wei staan met paarden, spiegelen die vaak heel precies wat er aan de hand is. Of ze moeten ineens dansen en komen erachter dat ze heel stijf zijn in hun lichaam. Dan valt het kwartje vaak wel.”
Oostindiër was een van de sprekers op de Landelijke dag Studentenpsychologen, die vrijdag 6 oktober aan de VU plaatsvond. Ze hield een lezing over het belang van goede hulp voor hulpverleners.
Achterstand niet weggewerkt
Oostindiër adviseert hulpverleners onder meer om als team veel met elkaar te praten over stressvolle situaties: “Het is heel belangrijk om te delen wat zoiets met jou doet. Het maakt een wereld van verschil als je het gevoel hebt dat je er niet alleen mee bent.”
De studentenpsychologen van de VU doen dat al: “Als wij een moeilijk of intensief gesprek hebben gehad, is het heel normaal om even bij elkaar binnen te lopen om stoom af te blazen”, zegt Meijers.
‘Als zij dan in de wei staan met paarden, spiegelen die vaak precies wat er aan de hand is’
Wel is de werkdruk hoog. Vooral op de piekmomenten kunnen de studentenpsychologen niet alle studenten inplannen die een gesprek willen. “In het begin vond ik dat soms moeilijk”, vertelt Ankum, “maar toen zeiden collega’s: we zijn met 10 psychologen en er zijn ruim 30.000 studenten. Ook als je anderhalf keer zoveel gesprekken inplant, krijg je de achterstand niet weggewerkt. Maar gelukkig is het niet het hele jaar zo druk.”
Schijn ophouden
De piekmomenten zijn aan het begin en einde van het studiejaar en rond nieuwjaar. Dat zijn de momenten waarop studenten het meest worstelen met beslissingen over doorgaan of stoppen met de studie, het hevigst met familieproblemen worden geconfronteerd, of waarop ze besluiten om een frisse start te maken en hun problemen nu eens echt aan te pakken.
Met de internationalisering komt ook de wereldproblematiek direct binnen in de praktijk van studentenpsychologen. Als er ergens ter wereld een oorlog of natuurramp is, merken ze dat vervolgens in hun spreekkamer. Sommige studenten komen uit oorlogsgebieden of hebben familie verloren bij natuurrampen. “De dingen waar sommige studenten mee moeten dealen zijn schrijnend”, zegt Meijers.
En dan zijn de problemen die de studentenpsychologen horen nog maar het topje van de ijsberg, denkt Oostindiër. “Hogeropgeleiden bagatelliseren hun psychische problemen vaak. Ze zijn er heel goed in om dingen te maskeren, ze kunnen goed praten en de schijn ophouden. Dat maakt het werk van de studentenpsycholoog zeker niet makkelijker.”
Groot taboe
In de hele zorg doen hulpverleners niet genoeg aan zelfzorg, vindt Oostindiër. Zij behandelt bij Aerrea voornamelijk artsen, maar ook psychologen en andere hulpverleners.
“Psychologen zijn over het algemeen iets gezonder dan dokters”, stelt ze, “artsen leren vanaf het begin van hun loopbaan dat ze altijd moeten klaarstaan. En het is in de medische wereld een groot taboe om zelf psychische problemen te hebben. Die combinatie is funest voor de psychische gezondheid. Psychologen zijn iets meer gewend om grenzen te stellen, maar ook zij hebben een heel groot verantwoordelijkheidsgevoel en werken vaak te hard.”
Misschien is het team van de VU een positieve uitzondering wat betreft zelfzorg. Maar ook zij hebben het zwaar gehad, vooral in coronatijd. Er zijn mensen tijdelijk uitgevallen. Juist daarom nemen de psychologen relatief veel tijd voor intervisie en die gesprekken gaan niet alleen over cliënten, maar ook over henzelf. “Als er privé iets speelt wat het werk moeilijker maakt, is er ruimte om dat te delen en proberen we dat onderling op te vangen”, zegt Ankum.
Ook doen de studentenpsychologen buiten werktijd geregeld leuke dingen met elkaar, ze organiseren borrels en gaan met elkaar eten. Meijers en Ankum ervaren in elk geval een verschil met hun eerdere banen binnen de GGZ, waar minder tijd was voor reflectie en de cultuur geslotener.
Zelf geen hulp nodig
Dat er in de zorg als geheel nog veel winst te behalen is op het gebied van werkstressvermindering en zelfzorg blijkt wel uit de cijfers: de zorg heeft met 6 procent het hoogste ziekteverzuim van alle sectoren op de arbeidsmarkt. En bijna een kwart van de zorgmedewerkers onder de 35 voelt zich emotioneel uitgeput.
En hoewel hulpverleners geneigd zijn te denken dat zij zelf geen hulp nodig hebben, hebben ze juist vaker dan gemiddeld psychische aandoeningen. “De helft van de psychiaters heeft zelf psychische problemen”, stelt Oostindiër, “voor psychologen zal dat niet heel anders zijn. Je raakt niet voor niets geïnteresseerd in psychische problematiek.”
‘Hogeropgeleiden bagatelliseren hun psychische problemen vaak’
“Hulpverleners zijn vaak geparentificeerd”, vertelt ze, “in hun kindertijd hebben ze de rol van ouder op zich genomen omdat hun ouders er niet voor hen konden zijn. En eigenlijk zitten ze als hulpverlener nog steeds in diezelfde rol.”
Dat maakt hulpverleners niet de gemakkelijkste groep om als behandelaar mee te werken, maar wel de leukste, vindt Oostindiër: “Het zijn heel leuke mensen, betrokken, empathisch, hardwerkend, oplossingsgericht. En het zijn mijn mensen, ik herken veel in de mensen die hier komen.”
Oostindiër, zelf ook afkomstig uit een “behoorlijk verknipt gezin”, heeft de neiging te dicht op sommige cliënten te zitten en wil soms te veel oplossen, ook zij werkt nog altijd te hard. “Gelukkig heb ik nu mensen om me heen die me daarin corrigeren, maar het blijft een valkuil.”
Goede zelfzorg
In de tijd dat Oostindiër huisarts was, gaf ze college aan de VU bij de opleiding huisartsengeneeskunde. Op haar 37ste begon ze aan een omscholing tot psychiater, mede omdat ze onder collega’s en studenten zoveel ernstig psychisch leed tegenkwam. In 2013 zette ze het instituut Aerrea op, waar nu zo’n vijftien mensen werken. En ze gaat geregeld de boer op om te vertellen hoe belangrijk het is dat zorgverleners beter voor zichzelf leren zorgen.
“Goede zelfzorg, dat is precies de boodschap die wij studenten meegeven”, zegt Ankum, “en als ik studenten aanraad om bijvoorbeeld mindfulnessoefeningen te doen, of meer te bewegen, zie ik dat ook altijd als een goede reminder voor mezelf.”