Nederland kan iets leren van andere landen in de strijd om kennisveiligheid, blijkt uit een studie van het Leiden Asia Centre bij een rapport van adviesraad AWTI.
“Tot voor kort kon je tonnen met onderzoeksgeld ophalen als je wilde samenwerken met China en daar zaten nauwelijks voorwaarden aan”, zei AWTI-voorzitter Eppo Bruins in actualiteitenprogramma Nieuwsuur. “We waren naïef.”
Inmiddels is er meer aandacht voor spionage, diefstal van kennis en heimelijke beïnvloeding. Eerder deze week trokken de inlichtingendiensten al aan de bel. Nederland zou een doelwit zijn voor met name China, Rusland en Iran.
Maar wat kan Nederland doen? De AWTI (Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie) wilde weten hoe andere landen het probleem aanpakken en vroeg het Leiden Asia Centre om een internationale vergelijking te maken.
Negen landen heeft het centrum onder de loep genomen. Van de Europese landen zijn dat Frankrijk, Duitsland, Finland, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast kijken de onderzoekers naar de Verenigde Staten, Australië, Japan en Taiwan.
Noodzaak
De meeste landen blijken inmiddels wel overtuigd van het belang van kennisveiligheid. In Tsjechië is er wat minder overeenstemming, stellen de onderzoekers, en dus is het beleid ook minder samenhangend.
Soms zou de landelijke politiek een dubieuze rol spelen in de keuzes. Het beleid is dan niet alleen bedoeld om werkelijke risico’s aan te pakken, maar ook om de politieke agenda van bepaalde politieke partijen te bevorderen. Dus dat zijn alvast de eerste lessen die de onderzoekers trekken: samenhang is goed en politiek opportunisme is niet gewenst.
De landen gebruiken trouwens niet allemaal de term kennisveiligheid. Soms spreken ze over buitenlandse inmenging, soms over wetenschappelijke integriteit (breder opgevat dan bij ons) en elders bijvoorbeeld over academische vrijheid en de bescherming van de wetenschap.
Dichtbij
Maar in grote lijnen gaat het beleid altijd om vier dingen: bewustwording kweken, gevaren blootleggen, risico’s vermijden en tegelijkertijd de vruchten van internationale samenwerking plukken.
Sommige landen zijn verder dan andere. Japan, Taiwan en Australië liggen vlakbij China en dat speelt mee in hun beleid. In Taiwan bijvoorbeeld is kennisveiligheid van levensbelang voor het voortbestaan van het land, dat door China als een afvallige provincie wordt beschouwd.
In Finland is men vooral bezig met een bewustwordingscampagne, terwijl Frankrijk het beleid vooral op de risico’s richt en minder aandacht aan bewustwording schenkt. Hieruit trekt het centrum ook een les: zoek de balans.
Geen evaluaties
Hoe goed werkt zulk beleid eigenlijk? Nergens zijn de maatregelen nog geëvalueerd, staat in de studie. Daar is het in de meeste gevallen nog te vroeg voor. Dat maakt het lastig om conclusies te trekken over de effectiviteit.
In het algemeen durven de onderzoekers wel een aanbeveling te doen: zorg voor samenhang en houd het praktisch. Regelgeving moet helder en precies zijn; bovendien moeten overheid en onderzoeksfinanciers voor goed toegankelijke hulp zorgen. Onderlinge concurrentie van universiteiten bij het werven van buitenlandse studenten lijkt geen goed idee.
‘Extreme posities’
De AWTI gebruikt deze studie om voor bewustwording te pleiten, maar ook voor nuance. Internationale samenwerking is heel belangrijk voor Nederland, staat in het advies, al zijn er inderdaad ook risico’s. De raad waarschuwt tegen ‘extreme posities’.
“Nederlandse kennisinstellingen behoren tot de top van de wereld”, zegt AWTI-raadslid en projectleider Chokri Mousaoui in een persbericht. “Onderzoekers en studenten werken volop met hun internationale tegenhangers, dat moeten we zeker zo houden. Het gaat hierbij om het vinden van een balans tussen naïviteit en het doorslaan in veiligheid.”
Het recent ingestelde kennisveiligheidsloket van de overheid krijgt lof. Daarnaast pleit de AWTI onder meer voor een versterking van de kennisveiligheidsteams bij universiteiten en voor wetenschappelijk onderzoek naar kennisveiligheid.