In zijn allereerste debat met de Tweede Kamer suste minister Robbert Dijkgraaf gisteren de zorgen over het verdwijnen van de speciale rechtbank voor het hoger onderwijs.
De Kamer sprak met Dijkgraaf over een wetsvoorstel dat de rechtsbescherming van mbo’ers moet verbeteren. Zij kunnen straks bij dezelfde rechters aankloppen als studenten in het hoger onderwijs.
Het hoger onderwijs heeft nu nog een eigen rechtbank: het College van beroep voor het hoger onderwijs (CBHO). Dat beoordeelt geschillen over bijvoorbeeld het bindend studieadvies, het collegegeld of vermeend plagiaat.
Het kabinet wil het CBHO onderbrengen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daar zouden dan ook de mbo’ers terechtkunnen. Enkele fracties wilden gisteren meer weten over het verdwijnen van het CBHO.
Zorgen uit de Kamer
Zo vroegen enkele partijen of alle kennis van het CBHO wel behouden blijft bij de overgang. Ook wilden ze weten of de doorlooptijd van zaken niet veel langer wordt.
En Kauthar Bouchallikh (GroenLinks) vroeg zich af of hetzelfde aantal mensen nu meer werk moeten verrichten als het mbo erbij komt. En hoe zit het met de toegankelijkheid van rechtshulp voor studenten? “Ik kan me voorstellen dat het een hoge drempel kan zijn om aan te kloppen bij de Raad van State”, zei ze.
Cultuuromslag
De minister sprak van “een cultuuromslag” in het mbo. Om de drempels voor rechtshulp laag te houden, worden scholen, studenten en studentenraden goed voorgelicht over de veranderingen, belooft Dijkgraaf.
Over het verlies van expertise hoeft de Kamer zich volgens de minister geen zorgen te maken. “Van afstand zou je kunnen zeggen: we hebben een mooi, specialistisch college en dat gaat op in een grote, anonieme Raad van State. In de praktijk ligt het toch heel anders. Het zijn voor het grote deel dezelfde mensen.”
En gaan de zaken niet langer duren door de rechtshulp voor studenten onder te brengen bij de Raad van State? Nee, want er zijn volgens Dijkgraaf afspraken gemaakt om de gemiddelde doorlooptijd van het CBHO van 94 dagen te behouden. “Dat betekent in de huidige praktijk dat ongeveer 40 procent van de zaken langer dan drie maanden duurt.” Hij gaat nog in gesprek met de Raad van State om de gemiddelde behandelingstermijn vast te leggen.
Lof voor verontschuldigingen
Het was overigens het eerste Kamerdebat van de kersverse minister. Dijkgraaf stond opgewekt en af en toe nog wat zoekende in de Kamer. “Ik ben nog even wat onwennig in de logistiek in deze Kamer. Ik had niet gezien dat deze vraag ook nog voor mij lag” en “Ik ontraad het amendement. Zeg ik het goed?”
Het viel op dat Dijkgraaf tweemaal met verontschuldigen kwam. Op de kritiek dat studentenorganisaties niet voldoende bij het wetsvoorstel waren betrokken, zei hij: “Dat spijt mij.” Het ministerie doet er volgens Dijkgraaf “in zijn algemeenheid” alles aan om studenten te betrekken.
De Kamer vond ook dat de wet wel erg lang op zich had laten wachten. “We proberen het zo zorgvuldig mogelijk te doen”, zei de minister, “maar er zijn altijd kleine hiccups, waarvoor ik mij verontschuldig.”
Het leverde hem lof op. “Het komt weinig voor in dit huis dat bewindslieden, maar ook politici, zich verontschuldigen, dus daar wil ik ook een woord van waardering voor uitspreken”, zei bijvoorbeeld Van Baarle (DENK).
Partijgenoot Kiki Hagen complimenteerde de minister daarnaast over zijn “open luisterhouding” en Zohair El Yassini (VVD) was te spreken over het enthousiasme van de nieuwe minister. Volgens Roelof Bisschop (SGP) maakt de minister met dit wetsvoorstel een “vliegende start”.
Onverdeeld enthousiast waren de reacties echter niet. Harm Beertema ziet een hoop ideologische verschillen tussen D66, de partij van de minister, en de PVV. “Wat ons betreft kan uw ministerschap dus niet kort genoeg zijn, maar tot die tijd wens ik u heel veel plezier.”