Als het aan D66 ligt, komt er volgend collegejaar al een universitaire masteropleiding tot leraar in het basisonderwijs. De tweejarige master moet studenten aantrekken die eigenlijk niet van plan waren om later voor de klas te staan.
Tweede Kamerlid Paul van Meenen deed zijn voorstel voor de nieuwe master gistermiddag tijdens een Kamerdebat over het lerarentekort. Er zijn al wel academische pabo’s, maar die zijn op bachelorniveau.
Toch leraar
“Deze beperkte mogelijkheid zorgt ervoor dat we een groep potentiële leerkrachten mislopen”, zei Van Meenen, omdat mensen met een bacheloropleiding volgens hem liever een master volgen dan opnieuw op bachelorniveau te beginnen. De master is bedoeld voor mensen die niet van plan waren om leraar te worden, maar die tijdens hun studie van gedachten veranderen.
De nieuwe optie van een mastergraad met lesbevoegdheid is bedoeld voor zowel hbo’ers als wo’ers met een passende vooropleiding, bijvoorbeeld een hbo-bachelor pedagogiek of een wo-bachelor onderwijswetenschappen.
Haast bij
De Universiteit Utrecht en de Marnix Academie, een Utrechtse pabo, willen de tweejarige masteropleiding samen opzetten. Gezien het lerarentekort is er wel haast bij, zegt Van Meenen. Hij wil al in september 2019 beginnen met een door het ministerie betaalde pilot.
Zijn partijgenoot minister Van Engelshoven vindt het een “interessant initiatief”. Ze beloofde er deze maand nog op terug te komen.
Tekortsector
Minder toeschietelijk was Van Engelshoven voor GroenLinks en de SGP. Die blijven het vreemd vinden dat mensen met een diploma van een zorgopleiding duizenden euro’s moeten betalen als ze zich willen omscholen tot leraar. Volgens de minister kost het 25 miljoen euro om hen het normale collegegeld te laten betalen. Dat geld geeft ze liever niet uit aan mensen die van de ene tekortsector naar de andere overstappen.
Nog dit jaar zullen de resultaten bekend worden van het onderzoek naar een ‘gedifferentieerde’ pabo, waar studenten zich kunnen toeleggen op lesgeven in de onderbouw of de bovenbouw van de basisschool. Dat maakt de pabo mogelijk aantrekkelijker, vooral voor jongens die geen zin hebben om te ‘kleuteren’. Van Engelshoven zei er alvast bij dat ze wil vasthouden aan de brede bevoegdheid en inzetbaarheid van onderwijzers.
Om dezelfde reden ziet ze weinig in het idee van de ChristenUnie om pabo-studenten die met jonge kinderen willen werken een minder zware rekentoets te geven dan de andere studenten.