De overheid mag een opleiding alleen sluiten als het onderwijs tekortschiet, vindt de Raad van State. Minister Bussemaker is het daar niet mee eens: ze wil instellingen kunnen aanpakken met bestuurders die discrimineren.
Minister Bussemaker heeft vandaag een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gestuurd waarin ze ook niet-bekostigde instellingen verplicht “het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van hun studenten te bevorderen”. Voor bekostigde universiteiten en hogescholen gold die regel al.
Verscherpt toezicht
Bussemaker had deze wetswijziging nodig om de particuliere Islamitische Universiteit Rotterdam te kunnen sluiten. De instelling staat onder verscherpt toezicht van de Onderwijsinspectie. Aanleiding waren uitspraken van rector Akgündüz, die in 2013 heeft gezegd dat mannen hun vrouw mogen slaan en dat steniging “één van de voorgeschreven straffen binnen de islam” is.
In juni deed hij er nog een schepje bovenop, onder meer door een stem op de linkse, pro-Koerdische HDP-partij een stem op “homoseksuelen, Armeniërs, terroristen, vijanden van de islam en anti-Turkse media uit Europa en Amerika” te noemen.
Sluiting
Minister Bussemaker wil de IUR graag sluiten, maar het ontbrak haar aan wettelijke mogelijkheden. De twee hbo-opleidingen van de instelling voldoen aan de eisen van onderwijskeurmeester NVAO. Ze werkte daarom aan een wetswijziging die ze eind vorig jaar naar de Raad van State stuurde.
Uit het vandaag gepubliceerd advies blijkt dat de raad vindt dat de overheid de grondwet overtreedt als ze een opleiding sluit omdat de bestuurders zich discriminerend gedragen of uiten. Volgens de raad is de overheid weliswaar verantwoordelijk voor het hoger onderwijs en moeten studenten vertrouwen kunnen stellen in hun instelling, maar moet ze, gelet op de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, wel terughoudend zijn met ingrijpen.
Kwaliteit onderwijs
Zulk ingrijpen is volgens de raad alleen gerechtvaardigd als de kwaliteit van het onderwijs gevaar loopt. Ook moet de overheid niet te snel oordelen over de vraag of iemand zich discriminerend uit. Dat is ter beoordeling aan de rechter. Minister Bussemaker is het niet eens met de Raad van State. Ze stelt dat de verantwoordelijkheid van de overheid voor het hoger onderwijs verder strekt dan alleen de kwaliteit van de opleidingen.
“Tot de kernwaarden van onze rechtsstaat behoort het verbod op discriminatie, opgenomen in artikel 1 van de Grondwet, en de regering is van oordeel dat zeker van instellingen die deel uitmaken van ons stelsel van hoger onderwijs, mag worden verwacht dat zij dit verbod respecteren.
Wel heeft ze de memorie van toelichting van het wetsvoorstel enigszins aangescherpt. Ze wil alleen sancties opleggen aan instellingen die zich – ook na meerdere waarschuwingen – niet distantiëren van de discriminatoire uitingen of handelingen van hun bestuurders. En wijst erop dat instellingen tegen het besluit van de minister in beroep kunnen gaan. “Uiteindelijk is het dan aan de rechter om te beoordelen of dat besluit mocht worden genomen.”