VVD en CDA willen ongeveer een miljard euro bezuinigen op onderwijs en onderzoek. Volt, D66 en Groenlinks-PvdA willen er juist miljarden extra aan uitgeven, blijkt uit de doorrekening van het Centraal Planbureau.
Acht partijen hebben deze keer hun verkiezingsprogramma onder de loep laten nemen door de rekenmeesters van het CPB: welke plannen hebben ze en wat zijn de gevolgen voor de welvaart?
Volt en JA21 doen voor het eerst mee. Grote afwezige is de partij van Pieter Omtzigt, een van de koplopers in de peilingen. Verder ontbreken SP, Partij voor de Dieren, BBB, DENK, PVV, BIJ1 en Forum voor Democratie.
Nederlands
Op het onderwijs bezuinigt de VVD per saldo 1,3 miljard euro, meldt het CPB. De partij wil bijvoorbeeld het Nederlands als onderwijstaal verplichtstellen in de bacheloropleidingen, behalve bij de technische universiteiten. Dan komen er minder internationale studenten, wat volgens de rekenmeesters jaarlijks 400 miljoen euro oplevert.
Ook CDA en SGP willen het Nederlands weer verplicht stellen in bacheloropleidingen. Zij noemen de uitzondering voor de technische universiteiten niet. Het CPB telt ook bij hen een bezuiniging van 400 miljoen euro. De ChristenUnie wil meer uitzonderingen toestaan en voorziet 200 miljoen euro te besparen dankzij Nederlandstalige bachelors. De effecten op de lange termijn zijn hierbij niet doorgerekend.
Rente
Sommige partijen willen de rente op studieschulden beperken of schrappen, en dat is een dure ingreep. Volt wil een maximale rente (2,5 procent) en trekt daarvoor 250 miljoen euro uit. D66 wil nul procent rente voor de pechstudenten, wat in deze doorrekening 500 miljoen euro kost. GroenLinks-PvdA wil de rente ook maximeren, met daarbovenop extra compensatie voor de pechgeneratie en komt tot 900 miljoen euro.
Die compensatie voor de ‘pechstudenten’ van het leenstelsel lijkt verder bijna uit het zicht verdwenen. Naast GroenLinks-PvdA trekt alleen Volt hiervoor een groot bedrag uit: zes miljard euro.
Basisbeurs
Enkele partijen willen de basisbeurs voor uitwonende studenten verhogen (net als in dit studiejaar). Dat zijn Volt, D66 en GroenLinks-PvdA. De ingreep kost rond de 700 miljoen euro.
SGP daarentegen wil de basisbeurs ‘afbouwen’ voor kinderen uit gezinnen met een inkomen boven de 100 duizend euro. Daarmee zou de beurs dus sterker afhankelijk worden van het ouderlijk inkomen.
Volt heeft nogal afwijkende plannen, met flinke hervormingen in het stelsel van toeslagen en belastingen. Daardoor is soms moeilijk te schatten wat voor studenten precies het effect is. Volt wil bijvoorbeeld de basisbeurs voor thuiswonende studenten afschaffen, maar wel een ‘huishoudtoelage’ van 3.300 euro invoeren, “plus 1.300 euro per volwassene, 3.000 euro per kind en een extra bedrag van 3.800 euro voor een alleenstaande ouder”.
Met het collegegeld kun je ook iets doen. Voor opleidingen in de sectoren onderwijs, zorg en techniek wil D66 het collegegeld verlagen, zodat er meer studenten voor kiezen. Daar trekt de partij 300 miljoen euro voor uit.
Onderzoek
Het Nationaal Groeifonds lijkt ten dode opgeschreven. VVD, CDA, ChristenUnie en JA21 willen het resterende budget volledig schrappen, à 2,6 miljard euro. De SGP laat minder dan de helft ervan over. GroenLinks-PvdA wil het ook schrappen en een miljard doorschuiven naar een innovatiefonds. Alleen Volt en D66 willen het Groeifonds overeind houden.
Dat heeft misschien met de opzet van de doorrekening te maken. Er stond flinke tijdsdruk op, dus de rekenmeesters hebben alleen naar de korte termijn gekeken. Het tijdelijke Groeifonds loopt tot 2025 en is bedoeld voor onderzoek en innovatie dat het ‘verdienvermogen’ van Nederland kan versterken. “Een bezuiniging op het Nationaal Groeifonds levert op korte termijn geld op, maar op de lange termijn niet per se”, verklaarde CPB-directeur Pieter Hasekamp in de persconferentie.
VVD en CDA willen bovendien het ‘Fonds voor Onderzoek en Wetenschap’ schrappen, waar onder meer de starters- en stimuleringsbeurzen uit betaald worden: dat scheelt jaarlijks 500 miljoen euro. Andere partijen doen dat niet. De VVD schaft ook de sectorplannen in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek af. Daar is 200 miljoen euro mee gemoeid.
Kritiek
Er klonk in het verleden flinke kritiek op de doorrekeningen, omdat de horizon zo beperkt is. Je kunt op je vingers natellen dat goed onderwijs belangrijk is voor de economie, maar hoe zie je dat in de doorrekeningen? Het onderwijs lijkt alleen maar een kostenpost. Zoiets geldt ook voor wetenschappelijk onderzoek, en voor onderwerpen als zorg en infrastructuur.
“Het is goed dat die kritiek er is, je moet de uitkomsten niet verabsoluteren”, zegt Hasekamp. Tegelijkertijd is het een belangrijk middel om de maatregelen concreet en vergelijkbaar te maken.”