Minister Van Engelshoven gaat kijken of het wetsartikel over Engels in het hoger onderwijs moet worden aangepast. Het artikel stamt uit 1991, “toen zag de wereld er heel anders uit”, aldus de minister.
Gisteren debatteerde de Tweede Kamer over de ‘verengelsing’ in het hoger onderwijs. Het aantal Engelstalige opleidingen is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Zo’n 23 procent van de universitaire bachelors is nu Engelstalig, bij de masteropleidingen ligt dat aandeel rond de zeventig procent.
Te veel, vinden sommige Kamerleden, die daarom in debat wilden met de minister. Van Engelshoven, die in juni haar internationaliseringsvisie uit de doeken zal doen, had liever gewacht met dit debat, dat nauw samenhangt met internationalisering. Ze had nog niet op alle vragen een antwoord klaar.
Ferme dingen
In het regeerakkoord staat dat het kabinet scherper wil toezien op de naleving van de wet die stelt dat opleidingen alleen Engelstalig zijn wanneer dit een toegevoegde waarde heeft. Dit is echter niet zoals het in de wet staat. Volgens het wetsartikel mag er alleen van het Nederlands als voertaal worden afgeweken, “indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs danwel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt”.
Dat wringt, zegt de minister. “Ik kom in mijn brief [van juni, red.] terug op vraag of wet nog wel adequaat is. Regeerakkoord en wet wringen, we zullen die discussie in lijn moeten brengen.”
De zorgen over de verengelsing zijn bij sommige Kamerleden groot, zo bleek tijdens het debat. Volgens SP-Kamerlid Frank Futselaar moet er worden gehandhaafd. “Het regeerakkoord zegt er ferme dingen over. Nu is het zaak om er werk van te maken.” Volgens de SP’er moet de onderbouwing voor de keuze van het Engels als voertaal bij de onderwijskeuring door de NVAO worden meegewogen.
Sneeuw voor de zon
Futselaar legde ook een relatie met de bekostiging. “Als een instelling als de Universiteit Maastricht 52 procent van haar studenten uit het buitenland heeft, maar wel tachtig procent van de bekostiging binnenhaalt van de Nederlandse belastingbetaler, dan moet je de vraag stellen: is dit nog wel legitiem?” Hij vermoedt dat de internationale ambities van sommige universiteiten als sneeuw voor de zon zullen verdwijnen als buitenlandse studenten niet meer nodig zijn om de studentenaantallen op te krikken omwille van de bekostiging.
Op de vraag van CDA-Kamerlid Harry van der Molen of de keuze voor het Engels ook zou kunnen worden teruggedraaid, was de minister duidelijk: “De keuze voor Engels betekent niet dat dit niet kan worden teruggedraaid.” Ze wil kijken of de NVAO of een andere instantie een oogje in het zeil kan houden. “Als de kwaliteit er zwaar onder lijdt, moet je ook bereid zijn om de ultieme consequentie te trekken.” Ook daar komt ze in haar visiebrief op terug.
Doel op zich
Ze stelde voorop dat Engels nooit een doel op zich mag zijn en ook niet als lokmiddel voor buitenlandse studenten mag worden gebruikt. “Daar ben ik geen fan van, dus daar moeten we naar kijken als we het later dit jaar gaan hebben over de bekostiging van het hoger onderwijs.”
De minister kan zich verplaatsen in de zorgen van een aantal Kamerleden over de mogelijke verdringing van Nederlandse studenten bij Engelstalige opleidingen met een numerus fixus. Ze begrijpt dat sommige universiteiten Nederlandse studenten voorrang willen geven, maar heeft nog geen kant-en-klare oplossing, ook al omdat ze gebonden is aan Europese wet- en regelgeving.