Slechts drie hogescholen en twee kleine universiteiten laten mogelijk te veel geld op de plank liggen, schrijven de ministers van Onderwijs. Dat zijn er heel weinig, en misschien hebben ze nog goede redenen ook.
Critici kijken soms wantrouwig naar het eigen vermogen van universiteiten en hogescholen. Waarom besteden ze hun miljoenen niet aan onderwijs en onderzoek? Geld doet immers niets als het in een spaarpot zit.
Een van die critici was Tweede Kamerlid Paul van Meenen (D66). De universiteiten moeten niet zeuren om extra geld, vond hij. “Er is geld, alleen de besturen van universiteiten potten het op.”
Woedend
De universiteiten waren woedend – en ze krijgen nu gelijk van het kabinet. Er zijn in het hoger onderwijs “nauwelijks aanwijzingen voor het ondoelmatig aanhouden van reserves”, schrijven ministers Van Engelshoven (D66) en Slob (ChristenUnie) aan de Tweede Kamer op gezag van de Onderwijsinspectie.
Volgens de inspecteurs zijn er zelfs steeds minder hbo-instellingen met een groot eigen vermogen: van negen in 2015 naar drie in 2018. Het gaat in totaal om tien miljoen euro te veel, terwijl het hbo alles bij elkaar 1,7 miljard euro eigen vermogen heeft.
Verder zijn er twee levensbeschouwelijke universiteiten die samen drie miljoen op de plank laten liggen. Dat is 0,08 procent van het totale eigen vermogen van de universiteiten: 3,8 miljard euro.
En wat is te veel? Je kunt niet in één oogopslag zien of de reserves te groot zijn. Er kunnen goede redenen zijn om wat geld achter de hand te houden, bijvoorbeeld een aankomende nieuwbouw. Of voor het geval er een pandemie uitbreekt.
Buffer
“Het is goed dat besturen een financiële buffer aanhouden, zoals blijkt nu het onderwijs hard wordt getroffen door de coronacrisis”, schrijven de bewindslieden. “Financieel gezonde besturen hebben nu de armslag om leerlingen en studenten zoveel mogelijk te blijven bedienen van goed onderwijs.”
Toch heeft de inspectie na alle discussies een formule bedacht om eventuele bovenmatige reserves te signaleren. Maar die formule moet niet in een norm uitmonden, waarschuwt de inspectie. Het is eerder de bedoeling dat bestuurders naar aanleiding van de uitkomst een gesprek voeren met de medezeggenschap of de raad van toezicht.
En soms zal de Onderwijsinspectie ook om uitleg vragen. “Want ook wij willen dat het bestuur publiek geld zo goed mogelijk gebruikt voor goed onderwijs aan leerlingen en studenten”, schrijft inspecteur-generaal Monique Vogelzang in haar voorwoord bij het rapport.
Maar in het hoger onderwijs lijkt dus weinig aan de hand. Universiteiten en hogescholen laten hun geld niet verstoffen.