In de uithoek van het campusplein waar studenten van het W&N-gebouw voorheen hun fiets stalden, kunnen beginnende ondernemers aan de VU straks hulp krijgen bij het uitbouwen van hun start-up. Vijftig blauwe containers vormen er de VU StartHub. “Een goed idee kunnen bedenken is vaak het probleem niet”.
Terwijl het gros van de VU-gemeenschap vakantie viert buiten de campus, werd daar deze week in alle stilte de bouw van de VU StartHub afgerond. Directeur Hans Drenth kijkt toe hoe de laatste containers op hun plek worden getakeld. Midden in zijn verhaal over dingen uit handen leren geven als ondernemer, wijst hij strak omhoog: “Daar zit nog iets scheef, zie je dat?”.
Verdeeld over twee verdiepingen bieden de units ruimte aan 25 start-ups van VU-studenten, medewerkers of alumni. Elk heeft een eigen kantoor, er zijn vergaderruimtes, een binnentuin, een dakterras en bovenal een goede koffiemachine, zodat mensen daar graag staan. “Op die plek ontstaan vaak de beste ideeën”, zegt Drenth.
In de VU StartHub zijn nog twee kleinere containers units beschikbaar, tegen een huurprijs van 480 euro per maand. Je start-up aanmelden kan hier. Het is ook mogelijk voor 150 euro een virtueel abonnement af te sluiten, zonder werkplek maar met gebruik van de mentoren, een zakelijk adres en toegang tot de samenwerkruimtes en de bijeenkomsten.
Eerste hulp bij omzetbelasting
De VU heeft ondernemerschap onmiskenbaar hoog in het vaandel staan, met de VU StartHub nu als erg zichtbaar testament. Drenth: “Een universiteit biedt een goed klimaat om dingen te proberen die niet meteen lukken. De VU wil af van bureaucratie, een ondernemende houding is daar het tegenovergestelde van. Vroeger was ondernemerschap ook iets wat je van huis uit meekreeg. Kwam je uit een ondernemersgezin, dan ging je naar de Erasmus Universiteit of Nyenrode Business School. Maar aan de VU kun je alles studeren wat je wilt, en zit je ook nog eens in een mooiere stad.”
Drenth vindt het onterecht dat vakken over ondernemerschap vaak alleen aangeboden worden aan studenten uit de financiële of technische hoek. “De meeste ideeën voor een start-up zijn – tenzij je een dienst aanbiedt – dan wel technisch onderlegd, maar ook ondernemende geesteswetenschappers moeten omzetbelasting aangeven, dat soort dingen wordt hen vaak nergens geleerd.”
Zo’n zestig mentoren – ondernemers die verbonden zijn aan de VU – moeten de startende ondernemers met dit soort concrete zaken gaan helpen, maar zullen ook ervaringen delen tijdens informele “pizza nights”. Vooralsnog zijn die bijeenkomsten alleen bedoeld voor mensen die bij de VU StartHub aangesloten zijn, maar in de toekomst is Drenth van plan grotere bijeenkomsten te organiseren voor iedereen die geïnteresseerd is.
Geen landmijnen of bruinkoolcentrales
Naast kennis over belastingen, missen studenten volgens Drenth vaak twee cruciale dingen bij het opzetten van een start-up: een netwerk en kennis van de corporate wereld. “Eigenlijk heb je honderd keer nodig dat iemand je aan iemand anders voorstelt voordat je ergens komt. Als je introvert bent, kom je waarschijnlijk niet veel verder dan een goed idee.” Op andere gebieden hebben jonge starters juist weer een streepje voor op de doorgewinterde ondernemer. Drenth: “Zij zien vaak minder belemmeringen, durven meer. Een goede ondernemer is ook fearless.”
Alleen een idee hebben voor een start-up is niet genoeg om onderdeel te worden van de VU StartHub, voor die fase is het Demonstrator Lab bedoeld. Om je bij de VU StartHub aan te sluiten is een KvK-inschrijving en een succesvolle pitch voor een team van ondernemersexperts aan de VU nodig. “Daarbij kijken we ook of het plan wel past bij de VU. We gaan geen start-ups helpen bij het ontwikkelen van landmijnen of het winnen van bruinkool. Het mag ook geen winkel zijn, het gaat echt om science-based ondernemingen.”
Onder de achttien start-ups die al bij de VU StartHub horen, zitten ook de twee studenten achter Bamboi die vorig jaar in Ad Valvas vertelden over hun duurzame toiletpapier, en Liion Power – dat werd opgezet door StudenTalentprijswinnaar Jardo Stammeshaus. Andere start-ups richten zich op zaken als een handschoen voor mensen met spasticiteit, elektrische deelsteppen en voedingssupplementen die voedselallergieën bij baby’s helpen voorkomen.
Los durven laten
De huurders van de containers noemt Drenth liefkozend ‘bewoners’, maar het is niet de bedoeling dat ze er een matras neerleggen. Verder mogen ze de ruimte naar eigen invulling gebruiken, als opslag bijvoorbeeld. “Het is vooral een voordeel dat ze een zakelijk adres hebben. Een start-up op de Zuidas ziet er op papier beter uit dan eentje op de Jacob van Campenstraat.”
De containers blijven tien jaar op de campus en mogen maximaal drie jaar door dezelfde start-up gehuurd worden. Het idee is dat ze er tegen die tijd wel zijn uitgegroeid, maar dat is volgens Drenth ook meteen een heikel punt in het proces van een bedrijf opzetten. Een goed idee bedenken is niet zo moeilijk, maar zodra de start-up groeit moet je ook een team kunnen aansturen, flexibel zijn en het oorspronkelijke businessplan durven en willen aanpassen. “Dat is moeilijk, je baby uit handen geven. Maar als het goed gaat met je start-up staat er opeens een kleuter voor je, en vaak weten de oprichters dan niet wat ze daarmee aanmoeten.”