Terwijl demonstranten bij de opening van het academisch jaar om haar aftreden riepen, zei minister Van Engelshoven in haar toespraak: wacht maar op Prinsjesdag. Maar waarop moest iedereen dan wachten?
Gisteren presenteerde het kabinet de begroting voor komend jaar. Voor hogescholen en universiteiten zijn er weinig verrassingen: het kabinet voorziet geen grote tegenvallers, maar geeft ook nog geen cadeautjes.
Het kabinet schermt weliswaar met plannen voor investeringen in onderwijs en innovatie, maar die plannen moeten nog komen. Voorlopig staan ze niet op de Rijksbegroting die gisteren is gepresenteerd.
Portemonnee blijft dicht
Dus zien het onderwijs en de wetenschap er nog niets van terug. De nieuwe begroting bevat allerlei plussen en minnen, maar geen grote wijzigingen. Het kabinet heeft de portemonnee nog niet getrokken.
Er staat nog altijd in de OCW-begroting dat het hele onderwijs (van basisschool tot universiteit) 137 miljoen euro moet bezuinigen in 2020 en 183 miljoen euro in de jaren erna: de zogenoemde ‘doelmatigheidskorting’. Daar is niets aan veranderd.
Verder blijven de kosten voor de automatisering bij de Dienst Uitvoering Onderwijs oplopen. Het kabinet reserveert een bedrag van 20,7 miljoen euro in 2020 en dat loopt op naar 49 miljoen euro in 2030.
Vlakke loonstijgingen
Om zulke bezuinigingen te betalen (114 miljoen in 2020, oplopend tot 161 miljoen in 2023), krijgen onderwijs en onderzoek wat minder geld om de inflatie te compenseren. Met andere woorden, de lonen mogen niet te hard stijgen. Alleen het basisonderwijs ontspringt hier de dans.
De eerste reacties zijn stekelig. De twee vakbonden AOb en FNV zijn “ongelooflijk zwaar teleurgesteld” dat het kabinet geen extra geld voor onderwijs en onderzoek uittrekt.
Geld voor studenten
De Vereniging Hogescholen waarschuwt zelfs voor een “harde bezuiniging” in de wat verdere toekomst (de redenering: studenten gaan géén hogere rente op studieschulden betalen, waardoor het hoger onderwijs op termijn 226 miljoen euro misloopt).
Er zijn overigens wederom meer studenten in het hoger onderwijs dan het ministerie had geraamd. Dáár trekt het kabinet wel extra geld voor uit. “Hierdoor kunnen de onderwijsinstellingen structureel gecompenseerd worden voor de groei in leerlingen en studenten ten opzichte van de raming in het vorige jaar”, staat in de begroting.