Plagiaat kan in allerlei gradaties voorkomen. Wat heb je dan aan strenge regels? Tijdens een online bijeenkomst gingen hoogleraren die toezien op integriteit met elkaar in gesprek.
Hoe erg is het als twee proefschriften van dezelfde vakgroep inhoudelijk erg op elkaar lijken? Mogen scriptiebegeleiders het werk van hun studenten zomaar gebruiken voor een artikel?
Het zijn voorbeelden die gisteren voorbijkwamen tijdens de themamiddag ‘plagiaat in onderwijs en onderzoek’, een initiatief van de Universiteit van Amsterdam (UvA) en universiteitenvereniging VSNU.
Grijze gebieden
Een belangrijk onderwerp, zei UvA-rector Karen Maex in haar welkomstwoord, want plagiaat is allesbehalve zwart-wit. “In de praktijk zijn er grijze gebieden. Als medewerkers en studenten komen we er allemaal op verschillende manieren mee in aanraking.”
Aanleiding voor de bijeenkomst was “een casus waarover discussie is ontstaan”. Maex doelde hiermee onmiskenbaar op de beschuldigingen aan het adres van haar voorganger Dymph van den Boom, al werd die naam niet uitgesproken – tot verbazing van deelnemers in de chat.
De voormalig UvA-rector kwam in 2019 in opspraak vanwege mogelijk plagiaat in haar toespraken en proefschrift. Een onafhankelijke commissie concludeerde uiteindelijk dat Van den Boom slechts ‘slordig’ was geweest. De universiteit nam dit oordeel over.
Dat leidde tot weerstand bij veel wetenschappers. Een rector mag dus wel knippen en plakken zonder bronvermelding, schreven ze in een brief aan het UvA-bestuur, maar studenten niet.
Strengere eisen
Gelden voor studenten daadwerkelijk strengere eisen dan voor wetenschappers? Hoogleraar staats- en bestuursrecht Adrienne de Moor-van Vugt wierp de vraag tijdens de bijeenkomst op in een filmpje dat ze instuurde. “Ik denk dat dat inderdaad het geval is”, zei ze. “Voor wetenschappers kijken we ook vaak naar de normen uit de tijd waarin het plagiaat zou hebben plaatsgevonden, tien of zelfs wel dertig jaar geleden. Studenten worden gehouden aan de strengste, meest actuele maatstaven.”
Maar wel is voor studenten de rechtsbescherming en rechtszekerheid beter geregeld, meent De Moor-van Vugt, die ook rechter is bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs. Zo zijn er vrij getailleerde en duidelijke regels over wat wel en niet mag én staat helder op papier welke sancties zij kunnen krijgen. Een onafhankelijke commissie oordeelt daar vervolgens over.
Voor wetenschappers zijn de regels volgens haar een stuk minder concreet. Zij moeten het doen met een gedragscode. En eventuele sancties worden niet opgelegd door een onafhankelijke commissie, maar door een college van bestuur.
Weeffouten
Ook hoogleraar rechtspleging Jonathan Soeharno vindt dat de “sanctiecatalogus” best wat duidelijker mag. “De wetenschapper heeft het recht van tevoren te weten welke gifbeker hem te wachten staat”, zei hij.
Hij wees op enkele “weeffouten” in de huidige procedure. “Soms zie je dat een integriteitscommissie zegt: ‘de klacht is ongegrond verklaard, maar er is wél onzorgvuldig gehandeld’. Dat kan zowel bij de wetenschapper als bij het publiek leiden tot verwarring.”
Intussen is op zo’n moment de reputatieschade vaak al een feit. Want schending van de wetenschappelijke integriteit is misschien wel “de zwaarste beschuldiging die een wetenschapper kan treffen”, zei Soeharno.
Hoofdzonden
Daarom moeten leden van integriteitscommissies “voorzichtig en terughoudend” te werk gaan, zei Ton Hol, emeritus hoogleraar jurisprudentie en rechtsfilosofie aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van de commissie wetenschappelijke integriteit van Tilburg University. “De impact van hun oordeel op een wetenschapper is enorm.”
Hol vindt dat niet te snel mag worden gezegd dat er sprake is van integriteitsschending. “Er moet meer aan de hand zijn dan alleen het overnemen van teksten. Het voorval moet van hetzelfde niveau zijn als de twee andere ‘hoofdzonden’ in de wetenschap: fabricage en falsificatie van gegevens.”
Dat er meer regels moeten komen, betwijfelt hij. “Plagiaat is geen simpel begrip”, zei Hol. “Je kunt niet alles in regels vastleggen. Geef ruimte, dan kun je wikken en wegen.”
In beweging
Opeens viel toch nog de naam Van den Boom. Hol leidde de commissie die onderzoek deed naar de plagiaatbeschuldigingen aan het adres van de voormalige UvA-rector en kreeg daar een vraag over vanuit de chat. Hij ging er liever niet uitgebreid op in, maar erkende dat het een “heel bijzondere casus” was.
“Lees het advies”, zei hij. “Dan zie je hoe lastig de situatie was. En waarom het goed is dat daardoor de boel in beweging is gekomen en we nu vaker over dit onderwerp spreken.”