Nederlandse hoogleraren zouden naar schatting minstens zeventienduizend nevenfuncties hebben. Een derde van al die functies wordt niet vermeld, schrijft weekblad de Groene Amsterdammer vandaag.
Ruim tachtig procent van de 5.800 hoogleraren aan Nederlandse universiteiten heeft een nevenfunctie, stelt De Onderzoeksredactie, een samenwerkingsverband van onderzoeksjournalisten. De redactie maakte een eigen centraal register van alle nevenfuncties, hield een enquête waarop 750 hoogleraren reageerden en regelde tientallen interviews met “betrokkenen”.
Flinke schaduwuniversiteit
Vanaf morgen komt het register online te staan. Om wat voor functies het precies gaat is dus nog onduidelijk. Volgens de journalisten is er sprake van “een flinke schaduwuniversiteit”. 28 procent van de hoogleraren geeft aan “gevallen van (de schijn van) belangenverstrengeling te kennen”.
Er worden al langer verwoede pogingen gedaan om wetenschappers te dwingen tot openheid over hun nevenwerkzaamheden, tot nog toe zonder succes. De laatste die nul op rekest kreeg, was SP-Kamerlid Jasper van Dijk eind vorig jaar. Onderwijsminister Jet Bussemaker (PvdA) laat het openbaar maken van dergelijke informatie liever over aan de sector, antwoordde ze op zijn verzoek om een landelijk register van bijbanen.
Privacy schaden
PvdA-minister Ronald Plasterk was in 2007 de eerste die er werk van maakte, maar zijn plan stuitte op weerstand bij universiteiten. Die wilden helemaal geen inzage geven, omdat dat de privacy van werknemers zou schaden. Plasterk bedacht iets anders: er zou een geheim register komen, onder beheer van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Die bedankte voor de eer: universiteiten zouden prima zelf in staat zijn nevenfuncties openbaar te maken.
Uiteindelijk ging het plan voor een landelijk register de prullenmand in, maar universiteiten moeten de bijbanen van hoogleraren wel op hun eigen websites openbaar maken. De overzichten blijken echter vaak niet compleet. Bovendien zijn ze soms moeilijk te vinden.