Het systeem van waarderen van wetenschappers gaat op de schop. Weg van de eenzijdige focus op onderzoeksprestaties en meer aandacht voor andere taken, zoals lesgeven. Klinkt mooi, maar hoe doe je dat?
De stemming op het podium in de voormalige graansilo in de Rotterdamse Maashaven is afgelopen vrijdag bijna euforisch te noemen. In het industriële complex komen rond de 200 wetenschappers bij elkaar om te praten over het nieuwe beoordelingssysteem van wetenschappers. Er wordt gesproken over “een revolutie” en zelfs een “historisch moment”.
Na ruim twee jaar lag er vorige week dan eindelijk een plan waar de universiteiten, umc’s, wetenschapsgenootschap KNAW en wetenschapsfinanciers NWO en ZonMW achter staan. Ze willen bij de boordeling van subsidieaanvragen en promotietrajecten minder nadruk leggen op afvinklijstjes van onderzoeksprestaties (met aantallen publicaties, citaties en dergelijke) en meer aandacht besteden aan het geven van goed onderwijs, de impact van onderzoek, leiderschap en patiëntenzorg.
Gents model
Tijdens het congres blijkt dat er nog wel wat vragen leven. Wetenschappers willen weten wat al deze veranderingen precies gaan betekenen. Rik Van de Walle, rector van de Universiteit Gent, mocht vertellen hoe hij het aanpakt.
Hijzelf is een product van het oude model, waarin alleen de cijfertjes meetelden. “Hoeveel publicaties je hebt, hoeveel phd-studenten, over hoeveel budget je beschikt. Maar we zijn geen wetenschappers geworden om te tellen en formulieren in te vullen.”
Een jaar geleden introduceerde hij een nieuw carrièremodel, waarin volgens hem iedereen die goed genoeg presteert promotie krijgt. Zijn docenten worden minder vaak beoordeeld dan voorheen, namelijk om de vijf jaar. “Hiermee halen we de hevige competitie weg en dat vermindert ook de stress.”
Geen targets
Iedere docent krijgt zijn of haar eigen beoordelingscommissie die individuele feedback geeft. “Daarin bespreken ze hun ambities zonder daar cijfers aan te verbinden.” Afspraken over aantallen publicaties zijn dan niet meer nodig. Van de Walle gelooft niet dat iedereen overal kampioen in kan zijn. De talenten van medewerkers staan centraal. “Ze krijgen de vrijheid om te doen waar ze expert in zijn.”
Dat kan dus ook onderwijs zijn. Maar hoe beoordeel je dat? Er zijn vier pijlers in het Gentse model. Er wordt gelet op de visie van docenten, in hoeverre ze ‘actief leren’ aanmoedigen, welke bijdrage ze leveren aan de ontwikkeling van het curriculum en op wat studenten van hen vinden.
Snelle route
Voor docenten die wel baat hebben bij competitie en sneller willen promoveren dan elke vijf jaar, is er een zogenoemde ‘fast track’. Zo’n 10 tot 15 van de 500 Gentse medewerkers maken kans op deze vorm van promotie.
Dat de aanwezigen geïnteresseerd zijn in het verhaal van de Gentse rector, blijkt wel uit de hoeveelheid handen die de lucht ingaan als hij is uitgesproken. “Klinkt het niet wat te mooi om waar te zijn?” reageert iemand uit de zaal. Hoe ga je al die promoties betalen?
“We maken een keuze”, reageert Van de Walle. “Deze verandering kunnen we niet doorvoeren zonder financiële gevolgen. Die zijn overigens beperkt.”
Meer onzekerheid
Of het nieuwe systeem echt minder stress oplevert, kan de rector na een jaar nog niet zeggen. Wel erkent hij dat sommige medewerkers onzeker zijn over het nieuwe complexe model. Beoordelen op basis van cijfertjes is dan misschien wel beperkt, maar je weet ten minste wel waar je aan toe bent.
Is de nieuwe methode niet te subjectief, is ook een kritische vraag die tijdens de groepssessies wordt besproken. Beloon je niet alleen degenen die een goed verhaal kunnen vertellen? En is dat narratief wel geschikt voor alle disciplines?
Impacturen
Als wetenschappers op andere taken worden beoordeeld, dan moeten ze daar wel de tijd en ruimte voor krijgen. Zo is maatschappelijke impact van onderzoek belangrijk, maar je krijgt er nu geen uren voor, reageert iemand. Nu moet dat allemaal maar in de vrije tijd gebeuren, en dat lijkt haar niet de bedoeling.
Om te voorkomen dat Nederland als enige veranderingen doorvoert, proberen de universiteiten en wetenschapsfinanciers heel Europa mee te krijgen. Doen ze dat niet, dan lopen Nederlandse wetenschappers het risico dat ze internationaal nergens meer aan de bak komen, omdat daar andere beoordelingscriteria gelden.
Minister Van Engelshoven, die aan het einde van de conferentie nog haar steun uitsprak voor het plan, wil hen daarbij helpen. Ze gaat de plannen en ambities actief promoten in het buitenland.