‘Ik wil graag weten welke verhalen de studenten bij zich dragen’, zegt Vrije Schrijver Babs Gons.
Na haar eerste openbare optreden aan de VU – opening academisch jaar – maakt Babs Gons kennis met de 75 bezoekers: veelal hoogleraren, maar ook studenten en medewerkers. En ze maakt tijd vrij om haar plannen voor komend jaar toe te lichten.
U gaat met studenten werken aan taal en verhalen. Hoe gaat u dat doen?
“Ik wil onder meer de context en geschiedenis van spoken word in kaart brengen omdat ik voel dat daar behoefte aan is. Ik kom zelf uit de wereld van spoken word, van de podiumliteratuur en krijg vaak vragen daarover. Wat is het precies, waar liggen de wortels van deze manier van storytelling? Taal is voor mij het verhaal. En dan doel ik op de verhalen die verteld willen worden, verhalen die ontbreken. Er is al genoeg aandacht voor de verhalen van de veroveraars of de dominantere klassen. Ik ben benieuwd naar de verhalen van mensen die normaal niet het woord nemen of niet snel een platform krijgen. Ik wil graag weten welke verhalen de studenten bij zich dragen. En hoe kunnen die verhalen verteld worden, welke taal past daar het beste bij? Met studenten wil ik nadenken over inclusieve verhalen, inclusieve taal, inclusieve woorden.”
‘Mensen mogen zelf bepalen hoe ze genoemd willen worden’
Welke inclusieve woorden vindt u bijvoorbeeld geslaagd of een verbetering?
“Het is niet aan mij om daar iets van te vinden. Mensen mogen zelf bepalen hoe ze genoemd willen worden. Ik snap de weerstand niet. Sommigen zeggen dan: ‘Ik gebruik het woord non-binair niet, ik weiger dat en zeg alleen: zij en hij.’ Maar het is niet aan jou. Je kunt niet voor een ander bepalen wat waar of niet waar is. Als ik nu zeg: ik wil zo en zo genoemd worden, dan kun jij daar van alles van vinden. Maar je hebt er niet zo veel over te zeggen. Wat mij enorm stoort is de onwelwillendheid van mensen. Een zogenaamde moeilijke naam bijvoorbeeld kun je leren uitspreken. En je mag fouten maken. Als je je maar laat corrigeren. In het voorwoord van mijn laatste bundel Doe toch maar pleit ik voor een taal vol aandacht waarin we net zo goed Dostojevski, De Beauvoir en Tsjaikovski kunnen leren zeggen als Fatima Aboulouafa en Zoë Papaikonomou en lhbtiqap+.”
Is er in dit opzicht veel werk te doen aan de VU?
“Een inclusieve universiteit moet ook haar taal inclusiever maken. Maar hoever ze daarmee is, dat moet ik nog ontdekken. De eerste keer dat ik hier kwam, was twee jaar geleden, toen bezocht ik de Martin Luther King-lezing. Die vond ik geweldig. Het is hier veel diverser dan bij de universiteiten die ik zelf heb meegemaakt. Maar zoals je daarnet zag bij de gasten aan tafel, allemaal wit, nog lang geen afspiegeling van de studentenpopulatie. Het trof me om te zien hoeveel ruimte er was voor studenteninitiatieven. Dat het ging over mentale weerbaarheid en welzijn, heel mooi.
“Ik heb erg veel zin in komend jaar. Ik zie het als mijn taak om het stukje buiten van mijn schrijverswereld hier binnen te brengen.”
Welke vier schrijvers gaat u met studenten bezoeken in november en december?
“We gaan naar Raoul de Jong, hij schreef Jaguarman, een prachtig boek over zijn voorouders in Suriname en andere Surinaamse helden als Edgar Cairo en Anton de Kom. En we bezoeken Alfred Birney, bekend van De tolk van Java. Op de uitgeverij van Adriaan van Dis bespreken we zijn laatste boek Klifi. De vierde auteur is Marjolijn van Heemstra, we praten dan over haar roman En we noemen hem.”