Wie gaat de basisbeurs straks krijgen, is die beurs wel hoog genoeg, en hoe zit het met de pechstudenten? De Tweede Kamer vuurde vele vragen op minister Dijkgraaf af, maar voor grote koerswijzigingen is het volgens hem te laat.
Per september 2023 komt er weer een basisbeurs in het hoger onderwijs, heeft het kabinet beloofd. Daarvoor moet minister Dijkgraaf in hoog tempo een wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer loodsen.
De Tweede Kamer stelde een waslijst aan vragen over zijn wetsvoorstel. Vlak voor de kerstvakantie stuurde minister Dijkgraaf zijn antwoorden. De vragen hadden hem bepaald niet aan het wankelen gebracht.
De basisbeurs bedraagt straks 275 euro voor uitwonenden en 110 euro voor thuiswonenden, en studenten krijgen hem niet met terugwerkende kracht. De aanvullende beurs is maximaal 416 euro. Deze uitgangspunten zijn al lang en breed besproken met het parlement.
Multimiljonairs
Dus wat kan de minister antwoorden als de SGP erop wijst dat kinderen van multimiljonairs de basisbeurs ook gaan krijgen? Misschien zou dat inderdaad niet nodig zijn, maar het kabinet kan nu even weinig meer met zulke kritiek.
Sleutelen aan het wetsvoorstel zou te veel tijd kosten, legt Dijkgraaf uit. Om de basisbeurs zo snel mogelijk te kunnen invoeren, “is gekozen om aan te sluiten bij de systemen zoals deze reeds bekend zijn bij DUO”. Bovendien houdt het kabinet heus wel rekening met inkomensverschillen: er is een aanvullende beurs voor studenten uit minder rijke gezinnen.
Stel dat je geen basisbeurs zou geven aan studenten uit gezinnen met een inkomen boven de 100 duizend euro, wat zou je daarmee kunnen besparen? Naar schatting 240 miljoen euro per jaar, is het antwoord. Maar die mogelijke bezuiniging komt er dus niet.
Ouderejaars
Een van de pijnpunten is dat de huidige studenten deels onder het leenstelsel en deels onder de basisbeurs vallen. Ze krijgen dus minder jaren basisbeurs, of ze vallen zelfs helemaal buiten de boot omdat ze al te lang studeren. Daar hadden veel studenten niet bij stilgestaan, bleek dit najaar.
Wat zou het kosten om deze studenten toch die beurs te geven, wil GroenLinks weten. Het zou naar verwachting om 270 duizend studenten gaan, stelt de minister, en de kosten zouden ongeveer 1,2 miljard euro bedragen. Maar ja, dat geld komt er wat hem betreft niet.
Eigen profijt
Sommige studenten met een aanvullende beurs worden misschien advocaat en gaan veel verdienen. Waarom hoeven zij de aanvullende beurs dan niet terug te betalen? In zijn antwoord legt Dijkgraaf de terugbetaalregels nog eens uit, die rekening houden met het inkomen van de afgestudeerden: wie weinig geld heeft, hoeft minder af te lossen.
Maar de aanvullende beurs wordt bij afstuderen omgezet in een gift en dat geldt voor iedereen. Daar gaat Dijkgraaf niet aan morrelen. Dat zou technisch ook erg ingewikkeld zijn.
Pechgeneratie
Sinds 2015, toen het huidige leenstelsel werd ingevoerd, zijn veel studenten de basisbeurs misgelopen. Zij krijgen daarvoor een kleine tegemoetkoming (359 euro per misgelopen jaar). Voor de eerste vier lichtingen komt daar nog een bedrag van ruim 1.800 euro bovenop, dat ooit voor bijscholing bedoeld was.
Ook op dat onderwerp is alle kritiek wel een keer de revue gepasseerd. Die tegemoetkoming is niet hoog genoeg, vindt bijvoorbeeld Volt. We moeten nu eenmaal keuzes maken en kunnen niet overal geld aan uitgeven, is het antwoord van het kabinet. Er is een miljard euro voor vrijgemaakt en daarmee zullen de (oud-)studenten het moeten doen.
Halve collegegeld
Waar het om serieus geld gaat dat nog een bestemming moet krijgen, houdt het kabinet de kaarten tegen de borst. Dan komt het nog bij de Voorjaarnota, is het antwoord. Dat speelt vooral rond het ‘halve collegegeld’ voor eerstejaars, dat per september 2024 gaat verdwijnen. Met dat geld moest de aanvullende beurs worden verruimd.
Maar die ingreep levert meteen geld op, terwijl de kosten voor die ruimere aanvullende beurs pas jaren later komen, als studenten afstuderen en hun aanvullende beurs wordt omgezet in een gift. Dus wat doe je in de tussentijd met die opbrengst?
Er zijn door het kabinet en de regeringspartijen allerlei bestemmingen voor bedacht. Een deel gaat naar het mbo, een deel is bestemd voor kennisveiligheid in het hoger onderwijs en onderzoek, en nog een flink deel zou naar uitwonende studenten moeten gaan als steun voor de gestegen energiekosten. Maar vooral dat laatste idee wil het kabinet niet meteen omarmen. De Kamer kan met een voorstel komen, en anders zal het kabinet bij de presentatie van de Voorjaarsnota (uiterlijk 1 juni) zelf iets opperen.
Uit mbo
De partijen stelden wel meer aan de kaak, bijvoorbeeld de doorstroom van mbo naar hbo. De verwachting is dat mbo’ers dankzij de nieuwe basisbeurs vaker de sprong naar het hoger onderwijs wagen. Is dat wel wenselijk, vraagt regeringspartij VVD, “nu er een groot tekort aan vakmensen is?”
Het antwoord: “De regering vindt dat studenten ongeacht hun achtergrond of studierichting volledig de ruimte moeten krijgen om zichzelf te ontwikkelen en ontplooien. In de waaier aan opleidingsmogelijkheden die in Nederland beschikbaar zijn moet iedereen een route kiezen die goed bij hem of haar past.”
Kritiek pareren
Zo pareert Dijkgraaf mogelijke kritiek op zijn wetsvoorstel dus op drie verschillende manieren: hij zegt dat het technisch te ingewikkeld is om nu nog iets te veranderen, dat het te duur zou zijn, of dat een aanpassing nergens voor nodig is.
De Tweede Kamer gaat nog met hem in debat, maar vooral het argument van de snelheid zal gewicht in de schaal leggen. De oppositiepartijen hebben misschien kritiek, maar vinden de nieuwe basisbeurs wel een stap in de goede richting.