Historicus Eelco Runia zegde in 2018 zijn baan op bij de Rijksuniversiteit Groningen, uit onvrede over de in zijn ogen doorgeslagen bureaucratie en andere ongemakken. Daarover deed hij verslag in zijn boek Genadezesjes. Helaas te uitvoerig, dat komt de kracht van zijn betoog niet ten goede.
Runia wilde eerst met stille trom vertrekken, maar zijn studenten vroegen waarom hij zo’n mooie baan opzegde. Dat leidde tot een opiniestuk in NRC waarin hij zijn motieven uiteenzette. De reacties daarop moedigden hem tot dit boek.
Runia’s onvrede is een optelsom van werkdruk, bureaucratisering, verschoolsing en ontacademisering van de universiteit, samengevat in zijn statement: de wetenschappelijke medewerkers zijn hun professionaliteit en autonomie ontnomen.
Hij voert hiervoor talrijke argumenten op: zo daalde de Rijksbijdrage per student per jaar tussen 2000 en 2015 van een kleine 20.000 naar zo’n 14.000 euro. De hoeveelheid fte’s per cursus daalde met meer dan een derde. De meeste wetenschappers hebben nauwelijks nog tijd en geld om onderzoek te doen. Het systeem leidt tot een genadeloze concurrentiestrijd met het doen van zelden beloonde subsidieverzoeken. In 1999 had ‘maar’ 23 procent van het universitaire personeel een tijdelijk contract. In 2014 was dat opgelopen tot 42 procent. En het gaat niet meer om de academische vorming van studenten, maar om zo snel mogelijk een verplicht aantal studentenpunten te halen.
Universiteiten doen het zelf
Runia wijst niet alleen met zijn boze vinger naar de overheid die niet genoeg wil betalen voor het steeds groter aantal jongeren dat aan de universiteiten wil studeren. De universiteiten hebben zelf ook schuld aan de afbraak van de academie: ‘De specificaties van de ijzeren kooien waarin u, bestuurders, uw stafleden opsluit mogen dan aangeleverd zijn de wetgever, de kooien zelf zijn decentraal in elkaar geknutseld’, schrijft Runia.
Hij verwijst regelmatig naar het dikke onderwijskwaliteitsboek van zijn faculteit. Daarin staat tot in detail beschreven hoe je onderwijs moet geven en hoe je tentamens en werkstukken beoordeelt. ‘De talloze paragrafen over studierendement laten zich lezen als beschrijvingen van een chemische industrie waarin de aangeleverde grondstoffen door een labyrintisch buizenstelsel worden gepompt’, aldus Runia.
Door deze ‘studeerbaarheidsmanie’ zijn docenten uitwisselbare objecten geworden die nog alleen een verplicht lesje afsteken. En dat was Runia’s belangrijkste reden om op te stappen. ‘Professionalisme is niet langer het commitment dingen te maken of te doen die mooi, nuttig en deugdelijk zijn, maar de bereidheid je uit te leveren aan een organisatie die tot in detail voorschrijft wat je geacht wordt te doen.’
Eigen schuld
Hoe heeft het zover kunnen komen, vraagt hij zich af. Eén reden is dat ‘bestuurders parasiteren op het beroepsethos van ‘professionals’ dat velen van ons erop na blijven houden. Dat kan heel lang goed gaan. Tot het niet meer gaat.’
Dat gedrag verwijt Runia zichzelf ook: ‘Toen ik nog netjes in dienst was, stak ik mijn kop diep in het zand. Niet alleen had ik niets te maken willen hebben met de nota’s waarin op niet mis te verstane wijze de dwangbuis werd geschetst die voor mij en mijn collega’s in gereedheid werd gebracht, maar ik moest tot mijn schaamte bovendien bekennen dat ik steevast “ik heb wel iets beters te doen” geroepen had als iemand probeerde aan de bel te trekken.’
Een andere reden is dat kritiek binnen de universiteit steeds minder gewaardeerd wordt door bestuurders en managers. Runia noemt het typerend dat het bestuur van zijn universiteit zijn opiniestuk in NRC zoveel mogelijk probeerde te verzwijgen en bagatelliseren. Het bestuur liet een oekaze uitgaan dat niemand met de pers mocht praten en alle communicatie via de officiële woordvoerders moest verlopen.
‘De universiteit is niet meer in staat kritisch naar zichzelf te kijken’, concludeert Runia en komt zelf met een tienpuntenplan ter verbetering. Hij pleit voor zelfsturende eenheden binnen een kleine universiteit. Niet vreemd dat hij de bestuurs- en ambtenarenlaag met minstens de helft wil inkrimpen. Maar hij wil ook het aantal studenten beperken. Niet iedereen met een vwo-diploma moet per se aan de universiteit kunnen gaan studeren.
Magere analyse
De analyse van Runia is niet nieuw natuurlijk. Er zijn al verschillende boeken en manifesten geschreven die zich keren tegen de universiteit als koekjesfabriek. En een beweging als #wo-in-actie deelt ook grotendeels Runia’s kritiek. Zijn eigen ervaringen op schrift hebben heus wel een meerwaarde ten opzichte van meer theoretisch georiënteerd werk. Maar dat komt niet altijd tot zijn recht. Zijn boek bestaat uit acht brieven, onder meer aan zijn studenten, collega’s, bestuurders, promovendi en Kamerleden. Daardoor staan er nogal wat dubbelingen in omdat hij elke keer weer hetzelfde probleem opnieuw schetst.
Soms is Runia ook onnodig breedsprakig, wat de kracht van zijn betoog niet ten goede komt. En hij beschrijft vooral een situatie, de achterliggende analyse blijft mager.
Eelco Runia, Genadezesjes, Over de moderne universiteit, uitgeverij Athenaeum, 221 pag. € 17,50