De journalist denkt alleen in zwartwit, zegt de wetenschapper. De wetenschapper creëert meer mist dan helderheid met zijn antwoorden, vindt de journalist. Dat zijn de verwijten die de relatie tussen de media en wetenschappers vertroebelen. Tijd voor nuance dus, en die kwam er tijdens het debat over Het onbegrip tussen wetenschap en media in tijden van de pleuris, georganiseerd door de afdeling Sociale en Culturele Antropologie, onder leiding van promovendus Heleen van der Linden.
De media werden gepresenteerd door Sjoerd de Jong, ombudsman bij NRC en Taco Rijssemus, mediadirecteur bij KRO-NCRV en gepromoveerd op een onderzoek naar objectiviteit in de journalistiek. Aukje Schep, persvoorlichter van de VU, schoof aan om de brug naar de wetenschap te maken. Het team wetenschappers bestond uit Marc Jansen, Rusland-deskundige, en Thijl Sunier, deskundige Islam in Europa aan de VU.
Met je mediapet op naar de studio
Een situatieschets: Je zit als ‘terreurdeskundige’ live in een nieuwsuitzending. Terwijl je daar zit, wordt ergens in de wereld een aanslag gepleegd. Het is onduidelijk door wie en of er slachtoffers gevallen zijn. Jij weet op het moment niet meer dan de presentator of je eigen buurman. Maar jij bent de ‘terreurdeskundige’, dus de presentator vraagt je om een eerste reactie. Wat doe je?
Thijl Sunier werd in een live-uitzending tijdens de Golfoorlog gevraagd om zijn mening te geven over een gebeurtenis waar niemand nog iets vanaf wist. “Ze vroegen mij om erop te reageren. Dan moet ik de guts hebben om nee te zeggen, maar ik doe het wel, hoewel ik niet meer weet dan m’n buurman.” Wie de muren van het universiteitsgebouw verruilt voor de camera’s in Hilversum om de pleuris te duiden, zet een mediapet op. Het verhaal moet korter, korter, korter. De kijker wil snelle duiding van iemand met autoriteit, geen breed geweven verhalen over tegenstrijdige belangen in een complexe historische context. De kijker wil gerustgesteld worden.
Soms kán het gewoon niet
Het is niet zo dat de journalist niet weet dat het genuanceerder ligt, maar het is een massamedium en om een brug te slaan naar het publiek gaat de nuance verloren, aldus Rijssemus. Maar de wetenschapper kan toch ook zelf nuance aanbrengen, gooit Marc Janssen op. De vraag is hoeveel tijd die daarvoor krijgt. Daarom kan elke VU-wetenschapper zich tegenwoordig aanmelden voor een mediatraining bij de afdeling persvoorlichting aan de VU. Aukje Schep: “We vragen wetenschappers om hun verhaal in drie minuten te vertellen. Dan stellen we een paar vragen en uiteindelijk gaan we naar één minuut. Soms blijkt dat gewoon te kort voor het onderwerp of kunnen ze het niet. Bij gevoelige onderwerpen vragen we welke punten er sowieso niet mogen ontbreken, wat moet je vertellen wil je je vakgenoten nog onder de ogen durven te komen?”
Wie als wetenschapper de volgende dag nog zonder schaamte op zijn werk wil verschijnen, kan maar beter voorbereid zijn op de regels van de media. Niet dat de verantwoordelijkheid volledig bij de wetenschapper ligt, ook bij de media kan het nog weleens fout gaan. Sjoerd de Jong: “De journalistieke agenda wordt bepaald door verschillende factoren, de opkomst van sociale media dragen bij aan een steeds grotere druk om te moeten duiden; wat moeten we hiervan vinden?” Die druk maakt dat het ook weleens misgaat in de duiding.
Oppervlakkige gebruikswetenschap
Maar ook de wetenschap en universiteiten mogen hun verantwoordelijkheid nemen, volgens Sjoerd de Jong. Hij introduceert het verschil tussen een maatschappelijk probleem waar de wetenschap op wordt gevraagd te reageren, en het eigen aanbod van wetenschappers. Want is de wetenschap wel altijd zo genuanceerd? De wetenschapsredactie van de NRC wordt overspoeld door persberichten van ‘oppervlakkige gebruikswetenschap’: onderzoeken die lekker bekken en zich lenen voor een kort nieuwsbericht, maar niets inhoudelijks toevoegen aan een maatschappelijk debat.
Er ligt dan ook een verantwoordelijkheid bij de persvoorlichting van de universiteiten. Schep: “We vragen ons ook af of we iets met de media moeten delen, lost het een maatschappelijk probleem op? We kunnen niet alleen peer-reviewed artikelen naar buiten brengen, maar we zijn wel scherper geworden.”
Moet je dit wel willen?
Uit het publiek komt de vraag of de wetenschapper het überhaupt wel zou moeten willen, met zijn kop in de media. Is de wetenschapper er niet alleen voor onderzoek en onderwijs? Die stelling wordt door de panelleden tegengesproken. Schep stelt dat wetenschappers kunnen en moeten duiden, want zij hebben kennis. Sunier geeft toe zich soms aan zijn eigen geldingsdrang over te geven als hij iemand iets hoort zeggen dat naar zijn mening gewoon niet klopt. Maar de vraag is dan: als je het niet in twee minuten kunt uitleggen, moet je het dan wel willen? Schep: “Je moet zorgen dat je van tevoren bepaalt wat je wilt vertellen. De grootste fout is onvoorbereid te zijn. Schrijf op wat je gaat zeggen en hoe je zegt dat je ergens eigenlijk geen verstand van hebt.”
De druk van collega’s
Als Jansen stelt dat de wetenschapper toch geen druk voelt vanuit de universiteit om de media op te zoeken, roert het publiek zich. Een aanwezige onderzoeksmanager stelt dat hij wel degelijk druk uitoefent op zijn collega’s: ze moeten om zich heen kijken en de relevantie van hun eigen onderzoek aantonen. Maar als ze hun mediapet opzetten, moeten ze wel vanuit hun eigen onderzoek en deskundigheid duiden, anders is het alleen een mening en geen duiding.
Als de pleuris uitbreekt
Uiteindelijk moet de wetenschapper zich vooral bewust blijven van de context. Jansen: “Als wetenschapper heb je verschillende uitlaatkleppen. Maar in de media moet je het wat beknopter vertellen.” En als de pleuris dan uitbreekt, weet dan dat de uitgebreide analyse wellicht later pas komt. Sunier: “In tijden van pleuris weet je dat er kernpunten zijn waarnaar gevraagd gaat worden. Daar moet je met oneliners op kunnen antwoorden. Na verloop van tijd komt er meer ruimte voor duiding, maar het moment zelf vereist een zeker retorisch vermogen.”