Afgelopen zomer stelden 171 wetenschappers een protestbrief op omdat de Universiteit Utrecht in een interview met wetenschapstijdschrift Nature had laten weten voortaan de Journal Impact Factor niet meer te gebruiken als het leidende criterium voor het aanstellen en bevorderen van wetenschappers. Volgens de briefschrijvers zou het nieuwe beoordelingssysteem de wetenschap schade toebrengen en de concurrentiepositie van wetenschappers op de internationale markt ondermijnen.
“Een achterhaalde discussie”, vindt Schreiber, decaan Bètawetenschappen, die voor de VU de werkgroep ‘Erkennen en Waarderen’ coördineert. “Ik zeg niet dat artikelen met een hoge impactfactor onbelangrijk zijn, maar er zijn ook andere criteria om de waarde van een publicatie te beoordelen. En je kunt ook een goede wetenschapper zijn als je veel energie steekt in onderwijs, in valorisatie, in open science. Dat zijn allemaal gebieden die we willen waarderen.”
Op zijn eigen bètafaculteit gebeurt dat al. Schreiber noemt het aanstellingsbeleid voor universitair hoofddocenten als voorbeeld. “De leidende criteria zijn kwalitatief. Om uhd te worden moet je een goede onderzoeker zijn, een goede docent; je moet leiderschap tonen en ook besef hebben van de maatschappelijke relevantie van je onderzoek. Op al die gebieden moet je je prestaties kunnen aantonen. We vragen mensen bijvoorbeeld om hun tien beste publicaties. Zij moeten uitleggen waarom dit onderzoek zo belangrijk is. Een impactfactor is daarbij een argument, maar niet het enige.”
Inhoud is leidend
“Soms is onderzoek uiterst belangrijk zonder dat het een hoge impactfactor krijgt”, vult Subramaniam aan. “Denk bijvoorbeeld aan het werk van een gezondheidswetenschapper dat terechtkomt in een richtlijn voor huisartsen. Dat heeft meer impact dan de meeste wetenschappelijke publicaties.” Uit zijn eigen vakgebied noemt de rector het onderzoek waar fysici Donna Strickland en Gérard Mourou in 2018 de Nobelprijs voor kregen. “Dat was in 1985 verschenen in een tijdschrift met een lage impactfactor, maar het is enorm belangrijk onderzoek gebleken.”
De inhoud moet leidend zijn, kwaliteit moet boven kwantiteit gaan en er zijn verschillende manieren om te excelleren. Dat is de geest die spreekt uit het visiedocument Erkennen en Waarderen dat het VU-bestuur afgelopen voorjaar ondertekende.
Schreiber coördineerde de totstandkoming: “We hadden een Google-doc met de opzet van de tekst die door mensen kon worden becommentarieerd en veranderd. Ruim honderd mensen hebben op die manier meegeschreven aan de tekst.”
Geen generieke criteria
De critici zijn bezorgd dat wetenschappelijke prestaties op de nieuwe manier beoordeeld minder meetbaar worden. “Die brief wakkert de discussie aan, dat is goed”, zegt Subramaniam. “We moeten een diepgaande discussie met elkaar voeren wat de veranderingen betekenen, ook in internationaal perspectief. In allerlei landen zijn ontwikkelingen gaande in dezelfde richting.”
Al te concrete criteria opstellen waaraan een goed presterende wetenschapper moet voldoen, wil de rector niet: “Die criteria verschillen enorm per vakgebied. We zijn in het verleden te gemakkelijk uitgegaan van generieke meetmethoden. Ik denk dat we nu elk vakgebied de ruimte moeten geven om op zijn eigen manier nieuwe criteria op te stellen.”