Een meerderheid van de gepromoveerden hoeft niet te rekenen op een baan bij de universiteit. Toch mikken velen op een academische carrière, blijkt uit een enquête van het Rathenau Instituut en het Promovendi Netwerk Nederland
Meer dan de helft van de promovendi wil aan de universiteit blijven werken, aldus het onderzoek ‘Promoveren in Nederland’. De verwachtingen verschillen flink: in de sector taal & cultuur hoopt 73 procent van de promovendi op een academische carrière, in de sector techniek veertig procent. Velen van hen worden teleurgesteld: slechts een derde van de promovendi stroomt direct door naar een wetenschappelijke functie aan een Nederlandse universiteit.
Op zoek naar een baan
Dat beeld is niet nieuw, er wordt al jaren gesproken over de loopbaanmogelijkheden van promovendi. De enquête laat echter voor het eerst zien hoe zij zich voorbereiden op een leven na het proefschrift.
Minder dan de helft van de promovendi denkt na over de toekomst. Dat worden er wel meer naarmate de promotiedatum dichterbij komt, maar ook dan heeft bijna een kwart nog geen plan voor de rest van hun carrière. In de laatste fase van het onderzoekstraject is zestig procent van de promovendi nog niet actief op zoek naar een baan. “Ik denk dat veel mensen op dat moment uitsluitend bezig zijn met de afronding van hun onderzoek”, reageert Rathenau-onderzoeker Rosalie Belder.
Academische carrière
“Veel jonge onderzoekers zijn te optimistisch over hun kansen op een academische carrière”, concludeert PNN-voorzitter Victor de Graaff. “Universiteiten moeten daar duidelijker over zijn. Het is niet erg dat er niet voor iedereen plaats is, maar promovendi moeten dat weten voor ze aan hun onderzoek beginnen.”
Promovendi hebben een plan b nodig, schrijft Rathenau-directeur Jan Staman in het voorwoord van het onderzoeksrapport. “Ze moeten zich afvragen, waar ben ik goed in?”, vult Belder aan. “Als je een academische carrière nastreeft is dat prima, dan moet je daar voor gaan. Maar denk ook na over de andere dingen die je leuk vindt. Ga eens koffie drinken met studiegenoten die ergens anders werken, oriënteer je op de mogelijkheden.”
Baankansen na promotie
Daar moeten universiteiten wat haar betreft bij helpen. Slechts 24 procent van de promovendi heeft een begeleider die meedenkt over baankansen na de promotie, blijkt uit de enquête. Dat is niet altijd onwil: meer dan de helft van de promovendi (56 procent) voelt zich gesteund als ze kiezen voor een carrière buiten de universiteit.
Promovendi zijn voor hulp bij carrièreplanning nog erg afhankelijk van hun begeleider, zegt Belder. “Dat is in principe logisch. Daar hebben ze veel contact mee en die heeft binnen de universiteit het breedste netwerk. Maar de hrm-afdeling moet ook een rol spelen. Die kan de blik juist verbreden en aangeven wat de mogelijkheden zijn buiten de academische wereld.”
Passie voor onderzoek
Er mogen dan maar weinig gepromoveerden een baan krijgen binnen de wetenschap, het traject is absoluut geen opmaat tot werkloosheid, blijkt uit eerder onderzoek. Veel promovendi vinden vrij snel een nieuwe baan. Het duurt echter wel even voor ze wat betreft salaris op hetzelfde niveau zitten als hun leeftijdsgenoten die meteen na het behalen van hun masterdiploma zijn gaan werken: gemiddeld twaalf jaar. Daar lijken gepromoveerden amper mee bezig, zegt Belder. “Ze kiezen voor een promotietraject omdat ze een passie hebben voor onderzoek. Daar hebben ze veel voor over.”