Eindelijk zitten de informatici in hun nieuwe gebouw. Eerst zouden ze samen met de collega’s van de UvA hun intrek nemen in het Nieuwe Universiteitsgebouw, maar die droom viel in duigen nadat de medezeggenschap tegen stemde. Toen ging de verhuizing vlak van tevoren bijna niet door omdat de afdeling ineens zo gegroeid was.
Maar het is nu toch een feit. Hoogleraar en winnaar van een Zwaartekrachtpremie Frank van Harmelen heeft dinsdag zelf zijn bamboeplant verhuisd, de meeste spullen van de AI‘ers kwamen de dag erna met de verhuizers mee. Op Van Harmelens kamer hangt de kunst al aan de muur en dat valt ook op in de rest van de kamers. Nog voordat de wetenschappers hun computers en laptops aansluiten, zetten ze kennelijk planten neer, hangen kunst aan de muur en plaatsen foto’s en andere persoonlijke spullen op hun bureaus.
Gezellig
“Het maakt heel veel uit als het gezellig is”, zegt Van Harmelen. Kort daarna trekt hij zijn jas en schoenen uit om een schilderij op te hangen in de gang. “Kun je even helpen?” Hij gaat op een stoel staan om het ophangsysteem goed te hangen. “De Chinese PhD’s doen de science, ik doe de inrichting”, grapt hij.
Hoogleraar Gusti Eiben, van de robotevolutie, heeft twee foto’s van z’n robots aan de muur hangen. “Ik heb ook nog een kunstwerk, maar daar is geen plek meer voor.” Er staat een zielig stapeltje boeken tegen de muur. Kasten zijn er niet in zijn kamer, dat is het nieuwe werken. “Misschien koop ik zelf nog een Billy, want sommige boeken bestaan niet als pdf of hebben emotionele waarde. En ik wil een kopie van het proefschrift van elke aio die ik heb begeleid.”
Geen whiteboard
‘Aan het eind van een overleg neemt de aio altijd een foto van het whiteboard’
Dat valt ook op: flexwerken hoort bij het nieuwe werken – niemand een eigen bureau – maar dat pakken de informatici toch op hun eigen manier aan. “Flexen is wel het idee, maar mensen hebben ook eigen bureaus toegewezen gekregen”, zegt Tobias Kuhn. Hijzelf bijvoorbeeld. “Ik had wel eerder een kantoor voor mezelf. Nu zit ik met één collega op de kamer. Dat zal wel anders worden met meetings.”
Eiben had op zijn oude kamer een zithoek met drie luie stoelen om te overleggen. “Nu heb ik nog één bureaustoel. Voor de aio, zo met de laptop op schoot, die dan is aangesloten op dat verrijdbare tv-toestel. Dat heb ik gelukkig nog wel.” Wat hij echt mist, is een whiteboard. “Ons werk heeft dat nodig voor overleg. We schrijven er ideeën op, diagrammen, wissen uit, overleggen of een pijl de andere kant op moet. We gebruiken kleuren: het blauwe groeit, het groene daalt. Aan het eind van een overleg neemt de aio ook altijd een foto. Het is deel van het wetenschappelijk proces. De interactiviteit van het whiteboard is niet te vervangen door papier.”
Geen stopcontact
Hij baalt ervan. “Ons is nooit iets gevraagd over hoe we ons werk doen”, zegt hij. En hij is ook niet te spreken over de overlegkamers. “Daar is geen stopcontact! Dus als tijdens het overleg je laptop uitvalt, moet je maar zien hoe je verder gaat. En er is ook geen projector. Gelukkig heb ik mijn verrijdbare tv-toestel.” En o ja, het uitzicht over Amsterdam is wel mooi meegenomen.
‘Ik deel mijn bureau met iemand die er is op de dagen dat ik er niet ben. Dus die zie ik nooit’
Aio’s Emile van Krieken en Daniel Daza kijken rond in de toekomstige labruimte. Daar is nu nog niks te zien. “Het lab verhuist later”, zegt Van Krieken. Het is zijn eerste keer in het gebouw. “Ik vind het mooi hier.” “Ik ook”, zegt Daza. “Er is veel meer natuurlijk licht, dat is heel prettig.” Veel hoefden ze niet te verhuizen, want ze zijn net in september begonnen. “We hebben ook geluk met onze bureaus”, zegt Van Krieken. “We zitten met z’n vieren in een kamer. Daar zit ik toch liever dan op de open werkplekken in de gang.”
Eerst koffie
Gastonderzoeker Jan Wielemaker zit wel op de gang. Hij komt net binnenlopen. “Ik weet niet waar mijn spullen zijn, waar mijn machine is, dus die ga ik nu zoeken. Voor de zekerheid heb ik een laptop mee, dan ik kan altijd aan het werk. Maar eerst koffie halen.”
In een kamer vlakbij zit Jacco van Ossenbruggen. Hij is maandag al verhuisd, naar een eigen kamer, en ook hij heeft een poster aan de muur. Hij deelt zijn bureau wel. “Met iemand die er is op de dagen dat ik er niet ben. Dus die zie ik nooit. Ik was er gisteren niet en heb nu opeens een telefoon op mijn bureau staan. Dat zal hij wel gedaan hebben.”
Dertig jaar later
Van Ossenbruggen is blij dat ze eindelijk zijn verhuisd. “In 1988 werd ik hier zelf student. Een jaar of twee later hebben we geklaagd over de zuurstofvoorziening in de Q-zalen van het W&N-gebouw. Toen werd gezegd dat ze er niks aan gingen doen, omdat informatica toch zou verhuizen. Nou, inmiddels is het bijna dertig jaar later.”
Op de gang buigt hij zich met collega Van Harmelen over een verhuisbak met een oude Macintosh, uit 1988. “Daar heb ik nog practicum op gedaan!” zegt Van Ossenbruggen. “Dit is erfgoed, ik zet ‘m bovenin die kast.” Hij komt direct in actie. “Er is een dunne lijn tussen oude troep en erfgoed”, werpt Van Harmelen nog tegen, maar de computer staat al op z’n plek. Bovenin een lege kast in een nagenoeg lege entreelounge. De informatici hebben nog wat te doen.