Tot 2006 was Pluto een planeet. Maar omdat wetenschappers het er niet over eens konden worden of Pluto wel voldeed aan alle vereisten om ‘planeet’ te worden genoemd, werd er in 2006 over gestemd door 2500 astronomen. En bij meerderheid van stemmen werd toen besloten dat Pluto voortaan als dwergplaneet in de boeken moest.
En dat vindt wetenschapshistoricus en wetenschapssocioloog Trudy Dehue een mooie illustratie van de beperkingen van de wetenschap. Nog steeds denken veel wetenschappers dat wetenschap alle antwoorden op alle vragen heeft, maar dat beeld is verouderd, zei Dehue gisteren op een symposium van het Abraham Kuyper Center (AKC) over ‘het idee van een universiteit’.
Transgene muizen
Dehue zegt niet dat alle wetenschappelijk verworven kennis onzeker is, maar dat wat meer bescheidenheid de wetenschapper zou sieren. “Wetenschappers moeten zorgen dat de manier van kennis verkrijgen verdedigbaar moet zijn.” Ze haalde voorbeelden aan van manieren die dat volgens haar zeker niet zijn: experimenten met transgene muizen om de werking van antidepressiva te testen, of onderzoek naar armoede in Nederland, waarbij verschillende onderzoekers verschillende definities hanteren van armoede.
“Wetenschap vormt onze sociale werkelijkheid”, aldus Dehue. Door overal etiketjes op te plakken: ADHD, hersenstoornis, maar ook door de manier van leven van mensen te veranderen, bijvoorbeeld met de anticonceptiepil. Het brengt een verantwoordelijkheid mee waar veel wetenschappers zich niet eens van bewust zijn.
Dehue was één van de acht meestal interessante sprekers op het symposium, dat door het AKC was georganiseerd om een dikke subsidie van de Amerikaanse Templeton World Charity Foundation te vieren, bedoeld voor onderzoek naar de ‘epistemische verantwoordelijkheden van de universiteit’.
Fraude in de wetenschap
Het AKC, bijna vier jaar geleden opgericht door onder andere filosofen René van Woudenberg en Rik Peels, werd door menigeen met enige scepsis ontvangen omdat het centrum, ook gezien de fondsen die het ontving, een soort van christelijke wetenschap leek te willen promoten.
Maar de sprekers op dit symposium voorzagen de wetenschap vooral van extra dimensies. Dehue rekende af met op opvatting dat ‘meten is weten’, integriteitshoogleraar Lex Bouter vertelde over zijn onderzoek naar fraude in de wetenschap, en maatregelen om die te bestrijden.
Collegevoorzitter Jaap Winter, die in zijn inleiding onthulde dat hij zich de eerste twee jaar aan de VU doodongelukkig voelde door de negatieve sfeer en de vijandigheid op de werkvloer, vertelde andermaal over zijn plannen voor een bruto academische waarde, geïnspireerd door het ‘bruto nationaal geluk’ dat door de koning van Bhutan is verzonnen. Zo wordt de levenskwaliteit op een andere manier gemeten dan met het bruto nationaal product, en door dus niet alleen de financiële opbrengst van bijvoorbeeld de veeteeltsector te berekenen, maar ook het bos dat daarvoor gekapt wordt, en de milieuvervuiling die ermee gepaard gaat.
Toegankelijkheid en diversiteit
Dat het Winter te doen is om de prestaties van een universiteit op een andere manier te meten dan alleen het aantal wetenschappelijke publicaties in kwaliteitstijdschriften en het aantal uitgereikte diploma’s, is duidelijk, maar hoe die meerwaarde vorm moet krijgen, blijft vaag.
“We willen onze studenten iets anders meegeven dan alleen kennis”, aldus Winter, maar dat wil de VU altijd al, als ‘bijzondere’ universiteit. Winter noemde toegankelijkheid en diversiteit en had het over het “explicieter maken” van bepaalde kwaliteiten en over “kantelen”. Het werd duidelijk dat hij nog zoekende is en de hulp van de hele VU-gemeenschap vraagt.
Mogelijk is de voordracht van Eugene Sutorius, emeritus hoogleraar strafrecht, het antwoord op Winters vragen. Sutorius heeft met een aantal van zijn favoriete studenten een kleinschalig ‘Bildungsacademie’ opgericht waar mensen voor 1200 euro collegegeld zes maanden werken aan hun vorming. Dat wil zeggen dat ze nadenken over wat denken precies is, en kunst, en religie, en geld. Of er nieuwe faculteiten opgericht zouden moeten worden en hoe je ethische waarden in je karakter incorporeert. “Hoe ontwikkel je persoonlijke moed? Als je vriendin wordt afgezeken en je zegt niks, wat zegt dat dan over jou”, aldus Sutorius.
Bewuste wetenschappers
Hij is een zeer begaafd spreker die zijn gehoor net zo makkelijk overtuigt als zijn volzinnen uit zijn mond rollen. Zijn Bildungsacademie schijnt een succes te zijn, en zelfs mogelijke financiers als het prestigieuze Deloitte aan te trekken. Die wijst hij de deur, “want als ze op de één of andere manier niet deugen, doen we niet met ze mee.”
Sutorius lijkt te bieden waar de VU al zolang naar zoekt, een cursus om mensen sociaal en ethisch te vormen als bewuste wetenschappers. Hij zei ook dat hij zich als UvA-man op dit moment meer verwant voelde met de VU dan met zijn alma mater. “Aan de UvA zijn ze nog niet toe aan wat hier al gebeurt”, aldus Sutorius.
Niet iedereen had een even interessant verhaal. Wetenschapsfilosoof Hans Radder, bijvoorbeeld, oprichter van het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten, gebruikte zijn spreektijd vooral om de bekende koekjesfabriekklachten op te sommen en te mopperen over verkeerd besteed geld (bijvoorbeeld voor kledingadvies voor solliciterende promovendi). Legitieme kritiek, maar zoals Jaap Winter in zijn voordracht had opgemerkt, had Radder geen antwoord op de vraag hoe het dan wel moet.
Lokale betrokkenheid
Meindert Flikkema, docent van het jaar 2015, hamerde op het belang van stimulansen voor goed onderwijs, dat nog steeds als een soort corvee wordt gezien.
En filosoof Ad Verbrugge bepleitte een internationaal georiënteerde universiteit met lokale betrokkenheid. Met zijn typische mengeling van conservatisme en grensoverschrijdende eigengereidheid hield hij zijn gehoor voor dat de eerste universiteiten als beroepsopleidingen werden beschouwd, waar juristen en artsen werden opgeleid, en dat dit eigenlijk nog steeds van toepassing was, aangezien de meeste studenten na hun opleiding ergens een maatschappelijk functie betrekken.
Tweetalige campus
Tenslotte hekelde hij het “monolinguïsme” aan de VU. Terwijl veel anderen proberen de VU-campus tweetalig te maken door het Engels in te voeren, leek voor Verbrugge het Nederlands al te zijn verdrongen door het Engels, “de monolinguïstische taal van de globalisering.” Hiermee verzaakt de VU volgens hem één van haar taken, namelijk het “cultiveren van de eigen taal.”