De studenten- en ondernemingsraad van de VU willen niet dat het college van bestuur een centrale regeling voor het onderwijs en de examens universiteitsbreed oplegt. Ze stappen daarom naar de Commissie Geschillen Hoger Onderwijs die de kwestie 5 november behandelt.
Volgens de wet stelt de betrokken faculteit de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de verschillende opleidingen vast, met instemming van de facultaire studenten- en personeelsraden.
Mede omdat de VU meer dan honderd opleidingen telt, wil het bestuur centraal een model OER vaststellen, die alle faculteiten moeten toepassen. Dat scheelt veel administratief werk. Maar via het OER-model wil het college gelijk een aantal onderwijszaken universiteitsbreed regelen. Bijvoorbeeld de verplichte ‘academische kern’ van 30 studiepunten per opleiding. Ook wil het bestuur via het OER-model regelen dat studenten alleen een tentamen mogen herkansen als ze de eerste gelegenheid minimaal een 4 hebben gehaald.
In eerste instantie zou het bestuur dit OER-model ter goedkeuring voorleggen aan de universitaire studenten- en ondernemingsraad. Maar toen het er naar uitzag dat deze niet met het model zouden instemmen, trok het bestuur het voorstel in. Nu probeert het bestuur het OER-model alsnog ingevoerd te krijgen. Maar het bestuur noemt het nu een richtlijn voor de faculteiten waarvoor geen instemming van de medezeggenschap nodig is.
Dit standpunt gaan de studenten- en ondernemingsraad nu aanvechten bij de geschillencommissie. Ze willen dat het bestuur de regeling alsnog ter instemming voorlegt. Mocht dat gebeuren, dan wil de centrale medezeggenschap dat het OER-model wordt aangepast. De regels moeten minder gedetailleerd en dwingend worden, zodat de afzonderlijke faculteiten en opleidingen nog een bepaalde beleidsvrijheid op het gebied van onderwijs overhouden.
Wanneer de geschillencommissie een uitspraak doet, is nog onbekend.