Het nieuwe kabinet wil 33 miljoen euro bezuinigen op de aanvullende beurs. Studenten met onvindbare of weigerachtige ouders zijn de dupe, maar ook studenten met jongere broers en zussen.
De plannen lagen al klaar. VVD-staatssecretaris Halbe Zijlstra schreef anderhalf jaar geleden aan de Tweede Kamer dat hij de aanvullende beurs wilde inperken. Hij pleitte voor enkele ‘vereenvoudigingen’. Die vereenvoudigingen zullen ervoor zorgen dat de overheid minder tijd en geld kwijt is aan de aanvullend beurs.
Meer bijdragen
Volgens de plannen hoeft de Dienst Uitvoering Onderwijs straks niet langer rekening te houden met het aantal minderjarige broers en zussen waar de ouders nog voor zorgen. Verder weegt de studieschuld van de ouders niet meer mee bij de berekening van hun draagkracht. Ouders moeten dus meer gaan bijdragen.
Studenten krijgen niet langer een aanvullende beurs als ze een ‘ernstig en structureel conflict’ met hun ouders hebben. Zij kunnen immers een rechtszaak aanspannen om hun ouders alsnog tot betaling te dwingen of een extra lening afsluiten.
Zelfs als de ouders onvindbaar zijn, bijvoorbeeld in een oorlogsgebied, mag DUO geen aanvullende beurs toekennen. Dit treft ook studenten die in het buitenland geen certificaat kunnen krijgen om het overlijden van hun ouders te bewijzen.
Tweede studies
Toen het kabinet viel, leken deze plannen in de prullenmand te belanden. Maar nu zijn ze terug. De PvdA was er aanvankelijk tegen, maar is er in de onderhandelingen alsnog mee akkoord gegaan.
In debat met de Tweede Kamer liet Zijlstra destijds doorschemeren dat de opbrengst van deze ‘vereenvoudigingen’ gebruikt zouden kunnen worden om de kosten voor een tweede studie te drukken, waar studenten nu duizenden euro’s voor moeten betalen. “De hoeveelheid vereenvoudigingen bepaalt hoeveel geld er is.”
In het regeerakkoord is echter geen 33 miljoen, maar slechts twintig miljoen uitgetrokken om de ongewenste gevolgen van het hoge collegegeld voor tweede studies te bestrijden.