Wageningen voert het beste beleid op het gebied van studentenkamers, vindt de Landelijke Studentenvakbond. Gedeeld tweede staan Eindhoven en Utrecht. Rotterdam en Delft krijgen de laagste beoordeling.
Huurprijzen schieten omhoog, het aanbod valt tegen, studenten moeten zich in de schulden steken om op kamers te kunnen gaan en in september slapen internationale studenten op een camping.
Maar hoe gaan gemeenten met zulke problemen om? Wageningen doet dat het best, vindt de LSVb. Die stad heeft een van de “gezondste woningmarkten” voor studenten. Als studenten niet meteen op kamers kunnen, krijgen ze van de gemeente de garantie dat ze voor 1 mei alsnog woonruimte hebben.
De studentenvakbond heeft een ranglijst gemaakt, al weerspiegelt die niet een-op-een de woningnood en de huurprijzen. De steden krijgen ook punten voor overleg, beleid en informatievoorziening.
Het dure Amsterdam staat daarom in de middenmoot en Utrecht is gedeeld tweede. In Enschede zijn de kamers het goedkoopst, maar de stad heeft geen ‘huurteam’, waar je advies kunt inwinnen als je bijvoorbeeld te veel huur betaalt of met een malafide huisjesmelker te maken hebt.
De studentenvakbond stelt twee landelijke trends aan de kaak. Studenten hebben niet altijd de vrijheid te wonen waar ze willen, omdat steden soms een maximum stellen aan het aantal studenten in een wijk. Daardoor moeten studenten steeds verder uitwijken.
Ook hanteren steden steeds strengere regels om ‘verkamering’ van woningen tegen te gaan. Sommige steden geven helemaal geen vergunningen meer. Dat beperkt het aanbod en drijft de huurprijs op, stelt de LSVb.