Minister Van Engelshoven heeft de negatieve effecten van het advies van de commissie-Van Rijn naar eigen zeggen “stevig gedempt”. Hogescholen hoeven volgens haar niets in te leveren en de universiteiten hooguit 2 procent vanaf 2022.
De ministerraad heeft vrijdag ingestemd met het voorstel van minister Van Engelshoven om de groeiprikkel voor hogescholen en universiteiten te beperken en hun onderlinge samenwerking te bevorderen. De bekostiging van het hoger onderwijs zal, in lijn met het advies van de commissie-Van Rijn, minder afhankelijk worden van studentenaantallen. Meer vaste bekostiging zal in de ogen van de minister voor meer zekerheid en minder concurrentie zorgen.
Extra investeringen
Bij de presentatie van het advies van Van Rijn beloofde minister Van Engelshoven dat ze de negatieve herverdelingseffecten van de budgetverschuiving beperkt zou proberen te houden. Uit berekeningen bleek namelijk dat de meeste universiteiten en veel hogescholen volgens het advies van Van Rijn jaarlijks miljoenen euro’s zouden moeten inleveren.
In de Voorjaarsnota kondigde het kabinet daarom een extra investering van 41 miljoen in bèta-technische opleidingen aan, maar dat leek niet genoeg om de pijn te verzachten. Zeker niet in het hbo, waar alleen hogescholen met veel ‘externe switchers’ vanuit andere instellingen een groter deel van de financiële koek zouden krijgen.
Verzachtende maatregel
Daarom heeft minister Van Engelshoven nu nog een verzachtende maatregel genomen. Van de 272 miljoen euro die ze van de variabele naar de vaste bekostiging doorsluist, herverdeelt ze nog maar 130 miljoen op basis van de ‘externe switch’ – de helft van wat Van Rijn adviseerde. 112 miljoen euro wordt budgetneutraal verschoven en daar hebben de hogescholen met weinig externe switchers geen last van.
Verder vindt Van Engelshoven dat niet alleen universiteiten maar ook hogescholen met bèta-technische opleidingen extra moeten profiteren van de budgetverschuiving (30 miljoen euro voor het hbo). Samen met de 10 miljoen euro extra investering voor bètatechniek in de Voorjaarsnota leidt dit alles ertoe dat de hogescholen niets hoeven in te leveren door de budgetverschuiving.
Nog niks inleveren
Bij de universiteiten vindt een vergelijkbare aanpassing plaats. In plaats van 250 miljoen euro gaat er in 2020 en 2021 maar 103 en 105 miljoen euro naar universiteiten met bèta-technische opleidingen. Er wordt bijna 200 miljoen euro ‘neutraal’ verschoven. Volgens de minister hoeft geen enkele universiteit de eerste twee jaar geld in te leveren. Vanaf 2022 komt daar verandering in: dan zullen de negatieve effecten “maximaal oplopen tot 2 procent van de totale bekostiging van een universiteit”.
Uit een overzicht van het ministerie blijkt dat dit hoogste percentage zal gelden voor de universiteiten van Rotterdam, Maastricht en Tilburg. Alleen de vier technische universiteiten, de Universiteit Utrecht en de Theologische Universiteit Apeldoorn gaan erop vooruit.
Doorgeschoten competitie
Ook is het volgens Van Engelshoven hoog tijd dat er iets gaat veranderen aan de doorgeschoten competitie in het wetenschappelijk onderzoek. “Ik onderschrijf de conclusie van de commissie-Van Rijn dat de hoge competitie in de tweede geldstroom op dit moment leidt tot ondoelmatigheid. De slagingskans bij NWO is te laag, waardoor te veel tijd en energie gaat naar het aanvragen en beoordelen van onderzoeksvoorstellen in plaats van het onderzoek zelf.” Ook de matchingsdruk moet volgens haar omlaag.
Door een verschuiving van geld van onderzoeksfinancier NWO (tweede geldstroom) naar universiteiten (onderzoekdeel eerste geldstroom) wordt de balans hersteld tussen competitie en samenwerking, aldus de minister. Eind mei kwamen VSNU, NWO en KNAW met een gezamenlijk voorstel om in 2020 60 miljoen over te hevelen. Op termijn willen ze dit laten oplopen tot 100 miljoen. Van Engelshoven neemt dit “weloverwogen besluit” over.
Ze kondigt een onafhankelijk vervolgonderzoek aan naar de verhouding tussen kosten en kwaliteit van hoger onderwijs en onderzoek. Daarin zal ook worden gekeken of het totale budget toereikend is.
Universiteiten niet zo blij
De Vereniging Hogescholen is in een eerste reactie overwegend positief. Ze vindt het een bemoedigende eerste stap dat de minister heeft besloten de negatieve effecten van de herverdeling van middelen in het hbo structureel te compenseren. “Wij hebben ervoor gepleit studenten op de hogescholen niet de dupe te laten worden van budgettaire verschuivingen, en de minister heeft daar gehoor aan gegeven”, aldus voorzitter Maurice Limmen.
De universiteiten zijn minder enthousiast. “De politieke keuze om deze investering in bèta-techniek grotendeels te financieren door te bezuinigen op alfa-, gamma- en medische-studies doet Nederland als kennisland tekort”, aldus de VSNU. Ze stelt dat de knelpunten worden verplaatst in plaats van opgelost.
Mogelijk honderden ontslagen
De koepelorganisatie is evenmin tevreden over de voorstellen voor een ‘zachte landing’. “De Voorjaarsnota bevat naast een investering in bèta-techniek ook kortingen. Hierdoor komen er per saldo voor de sector nauwelijks extra middelen beschikbaar.” Het totale pakket bezuinigingen loopt volgens de VSNU op tot structureel ruim 100 miljoen euro. “Dit stelt de universiteiten voor een onmogelijk dilemma. Het kabinetsbesluit leidt zo tot een valse tegenstelling tussen de verschillende disciplines.” De keuzes leiden potentieel tot honderden ontslagen en gaan ten koste van de kwaliteit en toegankelijkheid, aldus de universiteiten.
Ook de Landelijke Studentenvakbond wil niet dat de verschuivingen ten koste gaan van de onderwijskwaliteit bij een deel van de instellingen. Het schuiven kan beter worden uitgesteld stellen tot er meer inzicht is in de benodigde bekostiging.