Studenten geneeskunde willen een beurs tijdens hun coschappen, schrijven ze in een petitie aan de Tweede Kamer. Want tijd voor een bijbaantje hebben ze niet en een stagevergoeding krijgen ze evenmin.
Masterstudenten geneeskunde, die bijna drie jaar lang coschappen lopen, worden onevenredig hard getroffen door het nieuwe leenstelsel, vinden ze. Hun studieschuld dreigt torenhoog te worden.
Bijbaantje geen optie
“Het kabinet gaat er vanuit dat je een bijbaantje kunt nemen nu de basisbeurs verdwijnt, maar voor ons is dat geen optie”, zegt coassistent Esmé Eggink, bestuurslid van het Landelijk Overleg Coassistenten en een van de initiatiefnemers van een online petitie. “Met reistijd erbij ben je gemiddeld zo’n 55 uur per week aan je coschappen kwijt en bovendien werk je vaak op onregelmatige tijden.”
Geneeskundestudenten hadden altijd al een hogere studieschuld dan gemiddeld, maar een recente enquête onder drieduizend studenten toont aan dat nieuwe eerstejaars nu een studieschuld van 38 duizend euro verwachten. Eggink: “Aanzienlijk meer dus dan de gemiddelde schuld van 26 duizend die het Centraal Planbureau voorspelt.”
Twaalfduizend handtekeningen
Eind maart hebben de geneeskundestudenten minister Bussemaker in een brief gevraagd om een tegemoetkoming van 280 euro per maand voor masterstudenten. Nu het antwoord op zich laat wachten hebben ze zich tot de Tweede Kamer gewend en bieden ze op 27 oktober hun petitie aan. Daar staan een kleine twaalfduizend handtekeningen onder.
De discussie over de stagevergoeding van coassistenten speelt al jaren, weet Eggink, maar wordt weer actueel nu de basisbeurs voor nieuwe studenten is vervallen. “Mbo- en hbo-studenten verpleegkunde krijgen wél een stagevergoeding. Coassistenten niet, omdat ze minder productie zouden draaien en meer in een onderwijs-setting zouden zitten.”
Jaar vertraging
De geneeskundestudenten willen die discussie niet opnieuw voeren en zijn huiverig voor een stagevergoeding van de ziekenhuizen. “Voor je het weet kom je in een soort arbeidsverhouding te zitten die ten koste gaat van het onderwijs. Bovendien heeft het ministerie van OCW ons probleem gecreëerd. Alleen dankzij de basisbeurs bleef onze studieschuld nog enigszins binnen de perken.”
Eggink noemt het voorbeeld van een medestudent die een derdejaarsvak niet haalde, een jaar vertraging opliep en die daardoor zonder basisbeurs aan haar master moet beginnen. “Ze is erg bang voor een hoge studieschuld. Naast haar bachelorstudie kon ze met veel moeite twintig uur per week bijverdienen, maar dat lukt straks niet naast haar coschappen. Vooral voor studenten uit armere gezinnen is een lening van veertigduizend euro heel angstaanjagend. Dertig procent van hen zou zonder basisbeurs mogelijk geen geneeskunde zijn gaan studeren, bleek uit onze enquête.”