Volgens statistiekbureau CBS kiezen vooral vwo’ers hun opleiding uit interesse: voor 82 procent van hen was dat de voornaamste reden. Slechts 8 procent stelt dat de kans op een goede baan belangrijker was.
Onder havisten speelden de baankansen iets vaker een rol. Eén op de tien lette naar eigen zeggen vooral daarop. Maar nog altijd koos een grote meerderheid (75 procent) voor de opleiding die het leukst leek.
Vmbo’ers maken zich kennelijk meer zorgen over hun toekomstige inkomen: voor 18 procent waren de baankansen het belangrijkst bij de keuze voor een bepaalde mbo-opleiding. Slechts 61 procent zegt: deze opleiding leek me gewoon het leukst.
Hulp
Maar hoe stuiten scholieren op hun toekomstige opleiding? Zo’n 60 procent van de jongeren krijgt hulp van ouders of familieleden. Ook leraren en vrienden helpen weleens, maar beduidend minder vaak.
Wie denkt dat jongeren de hele dag online zijn en hun informatie dus op het internet verzamelen, zit ernaast. Bij hun studiekeuze maken ze weinig gebruik van bijvoorbeeld YouTube of, iets gerichter, websites als Studiekeuze123.nl. Van de vwo’ers deed slechts 46 procent dit: minder dan de helft. Onder de havisten was dit 26 procent (een op de vier) en onder vmbo’ers 7 procent.
Tussenjaar
Het CBS ondervroeg studenten die in 2022 eindexamen deden en in 2023 studeerden. Daar zitten dus ook studenten bij die een tussenjaar deden (bijvoorbeeld reizen of werken) en een jaar later gingen studeren.
Zo’n tussenjaar lijkt aan populariteit te winnen. Na het eindexamen gaat één op de vier vwo’ers (24 procent) en één op de vijf havisten (20 procent) iets anders doen dan een vervolgopleiding. Enkele jaren geleden, voor de coronacrisis, was dat voor beide groepen zo’n 16 procent.
Ze hadden wellicht ook even kunnen kijken naar de correlatie tussen “het leukst” en “ik dacht dat ik daar het minste huiswerk zou krijgen”.