Er is steeds meer aandacht voor kansenongelijkheid in de wetenschappelijke wereld, vooral op het gebied van gender, etniciteit en migratieachtergrond. En ook de obstakels van eerstegeneratiestudenten komen vaak aan bod, van wie de ouders niet gestudeerd hebben.
Maar eerstegeneratiewetenschappers zijn nog een blinde vlek, zegt De Jonge Akademie. In het rapport Niet de eerste de beste komen er vijftien aan het woord, van docent tot hoogleraar, van twaalf verschillende instellingen.
Imposter
Eerstegeneratiewetenschappers voelen zich vaak onzeker, vertellen ze. Ze zien zichzelf als een imposter: ondanks hun prestaties denken zij eigenlijk niet thuis te horen in de academische wereld.
Anderzijds raken zij soms ook vervreemd van de wereld waarin zij zijn opgegroeid. Een wetenschapper beschrijft het bewegen tussen de twee werelden als “op twee schotsen staan die uit elkaar dreigen te drijven.”
Discriminatie
Vanwege de kleine kans op een vaste baan zijn eerstegeneratiestudenten ook minder geneigd de wetenschap in te gaan. “Ik zou het mijn eigen kind niet aanraden”, zegt een van de wetenschappers.
Sommige geïnterviewden zijn slachtoffer geweest van discriminatie. Ze kregen vervelende opmerkingen over hun achtergrond en er werd sneller getwijfeld aan hun talent. Dat begon vaak al op de basisschool met een lager schooladvies.
Gedreven
Maar de wetenschappers beschouwen hun achtergrond ook als een kracht. Zo vertelt een van hen: “Misschien dat eerstegeneratiewetenschappers qua doorzettingsvermogen in het voordeel zijn. Als je altijd alles op eigen kracht hebt moeten doen, dan ben je gewend om er gewoon voor te gaan en dingen zelf te doen.” Een ander zegt: “Ik wil niet in een slachtofferrol gaan zitten, want ik denk dat ik er ook sterke punten uit haal.”
Verschillende van hen kregen ook veel steun van een mentor, iemand die hen wegwijs maakte in de onbekende, en soms onvriendelijke, academische wereld. Een goed mentorprogramma zou ook anderen kunnen helpen, zegt De Jonge Akademie.
Zaadjes planten
Andere oplossingen liggen niet voor het oprapen, maar De Jonge Akademie draagt wel ideeën aan. Omdat eerstegeneratiewetenschappers vaak minder bekend zijn met de ongeschreven regels van de academische wereld, zouden die expliciet gemaakt moeten worden.
Een van de andere adviezen: bij het samenstellen van commissies en besturen moeten universiteiten “niet alleen oog te hebben voor geslacht en migratieachtergrond, maar ook voor minder zichtbare vormen van diversiteit, waaronder eerstegeneratiestatus”.
Sorry, maar iedere generatie heeft een lichting eerste generatiestudenten. Mijn grootouders en mijn ouders allemaal arbeiders. Met geluk mocht je een driejarig HBS doen. Goh, ik mocht VWO doen na de HAVO. Blijkbaar kijkt men alleen naar nu. Ik ken legio mensen die als eerste in de familie gingen studeren. Leeftijdsgenoten. Geboren eind jaren vijftig, begin jaren zestig. En allemaal in dezelfde soort grote klassen (25+) met kleren die eerst van je oudere broer/ zus waren. Want ook in de boom was men niet rijk. Pas in de jaren zeventig, op 13 jarige leeftijd, mocht ik zelf kleren uitzoeken.
Het steekt mij dat er eenzijdig naar eerste generaratiestudenten wordt gekeken. Typisch knuffelwoke.
Mijn ouders waren respectievelijk van 1927 en 1930 , ja?
Waarom steekt het u dat er voorstellen worden gedaan om de obstakels die sommigen kennelijk ervaren, weg te nemen?
De ouders van Van Lendt groeiden op onder de terreur van NSB’ers en nazi’s, hij zelve lijdt als kwetsbare blanke man natuurlijk onder het juk van ” ” woke ” “. Het leed moet ongekend zijn.
“Omdat eerstegeneratiewetenschappers vaak minder bekend zijn met de ongeschreven regels van de academische wereld, zouden die expliciet gemaakt moeten worden.”
Of zoveelstegeneratiewetenschappers moeten maar leren omgaan met wetenschappers—eerstegeneratie of anderszins—die zich niet gewillig de heersende hiërarchische machtsstructuren in voegen maar hun eigen integriteit en collegialiteit meebrengen.