Onafhankelijke journalistiek over de Vrije Universiteit Amsterdam | Sinds 1953
28 maart 2024

Wetenschap
& Onderwijs

De plundering van Wommelgem

Onze nationale geschiedenis moet inclusiever worden

Wat betekende de Tachtigjarige Oorlog voor een Brabantse boer of voor de vrouwen die de belegerde steden verdedigden? In haar afscheidsrede probeert geschiedenishoogleraar Marjolein ’t Hart een breder beeld te geven van deze tijd.

Een nieuwe lezing van de geschiedenis begint er vaak mee dat een groep die tot dan toe te weinig is gehoord aandacht opeist voor haar lezing van de historische feiten: hoe was de slavernij voor de tot slaaf gemaakten? Hoe waren de heksenverbrandingen vanuit het perspectief van de vrouw? Dat is een noodzakelijk onderdeel van het proces, zegt ’t Hart, die gistermiddag afscheid nam als hoogleraar geschiedenis van staatsvorming in mondiaal perspectief aan de VU, maar daar stopt het niet.

Marjolein 't Hart

Een echt inclusieve geschiedenis betekent dat er zoveel mogelijk perspectieven opgenomen worden in het officiële historische verhaal, vindt ’t Hart, zodat het geen naast elkaar bestaande verhalen blijven, maar dat het uiteindelijk één verhaal wordt, waarin perspectieven aan bod komen van verschillende bevolkingsgroepen, niet alleen van overwinnaars en slachtoffers.

Boeren waren vogelvrij

De Tachtigjarige Oorlog is een episode in ons nationale verleden die belangrijk is voor de vorming van Nederland en het Nederlandse identiteitsgevoel. In die tijd werd de basis gelegd voor de latere rijkdom van Nederland.

Het verhaal van de Tachtigjarige Oorlog dat al eeuwen in onze schoolboekjes staat, gaat over onze dappere strijd tegen de katholieke, intolerante Spanjaarden, aangevoerd  door nationale volkshelden als Willem van Oranje en Maurits. Maar voor lang niet iedereen waren opstandelingen de grote bevrijders.

Voor lang niet iedereen waren opstandelingen de grote bevrijders

“Neem bijvoorbeeld de boeren op het Brabantse platteland”, zegt ‘t Hart, “die hebben heel lang in de frontlinie gezeten. Ze werden soms door het Spaanse leger gedwongen om hun oogst af te staan en vervolgens door de opstandelingen ervan beschuldigd dat ze de Spaanse bezetters steunden. Ze misten de bescherming van stadsmuren en waren vogelvrij. De opstandelingen pasten de tactiek toe van de verschroeide aarde: ze vernietigden de oogst, brandden de dorpen plat. Je kon je daar als dorp dan weer van vrijkopen als je genoeg betaalde aan de opstandelingen. Maar als je niet kon of wilde betalen, had je een probleem.”

Samen met een promovenda deed ’t Hart onderzoek naar boeren in de frontlinie. Het dorp Wommelgem, in de buurt van Antwerpen, had volgens de opstandelingen niet genoeg betaald en daarom volgde een plundering. Zo’n dertig boeren waren in 1589 de kerktoren ingevlucht. “Die toren is zonder pardon in brand gestoken door de opstandelingen. Voor hen waren de opstandelingen dus beslist geen bevrijders”, zegt ’t Hart.

Armen werden armer

Of neem de boeren op het Hollandse platteland dat zes jaar lang onder water is gezet om de Spanjaarden te beletten om de Hollandse steden in te nemen. ’t Hart: “Leiden is niet in Spaanse handen gevallen, maar de boeren uit de omgeving hebben daarvoor een hoge prijs betaald. En vooral de armere boeren waren daarvan het slachtoffer. Een stad als Gouda nam in de Tachtigjarige Oorlog alleen rijke vluchtelingen op. Die keerden weer terug naar hun landerijen toen het gevaar geweken was, maar de armere bevolkingsgroepen waren hun bezittingen kwijt en werden turfsteker of arbeider in andere gebieden.”

De rijken werden rijker en de armen werden armer. “Dat patroon zie je vaak in de geschiedenis bij grote, ontwrichtende gebeurtenissen, zoals oorlogen of natuurrampen.”

In het complete verhaal dat ’t Hart wil vertellen moet ook aandacht zijn voor de internationale effecten. De Tachtigjarige Oorlog vormde het begin van het Nederlandse kolonialisme. Het dure specerij nootmuskaat groeide in die tijd nog alleen op de Banda-eilanden. De inwoners deden zaken met Portugezen, Engelsen en Nederlanders.

‘Sommige Bandanezen zijn verhongerd in de bergen, anderen zijn waarschijnlijk gevlucht naar andere eilanden’

Nederland eiste het alleenrecht op de handel met de Bandanezen. Volgens Jan Pieterszoon Coen overtraden de eilanders een overeenkomst op dat gebied, wat het motief werd voor een strafexpeditie in 1621 onder zijn leiding. Van de 10.000 mensen die de eilanden bewoonden bleven er niet meer dan 500 over. “Sommigen zijn verhongerd in de bergen, anderen zijn waarschijnlijk gevlucht naar andere eilanden. We weten het niet”, vertelt ’t Hart, “maar deels verdreven, naar andere eilanden.” Een compleet verhaal over de Tachtigjarige Oorlog gaat ook over het lot van de Bandanezen, stelt ze.

Verdediging door vrouwen

En dan is er nog het verhaal van de Hollandse steden. Tot die tijd waren de Brabantse steden eigenlijk machtiger: Den Bosch, Brussel , Antwerpen. “Maar de Hollandse steden hadden een voor die tijd heel efficiënt betalingssysteem voor provinciale uitgaven”, zegt ’t Hart, “Willem van Oranje en zijn opvolgers hadden al snel door dat ze de Hollandse steden te vriend moesten houden om geld te krijgen voor de oorlogskas. Dat betekent dat hij de belangen van de Hollandse regenten in het oog hield: de oorlog liever niet meteen naast de deur uitvechten, maar liever in Brabant, en de steden koste wat kost beschermen tegen Spaanse inname, door bijvoorbeeld het platteland onder water te zetten.” Omdat daarnaast de overzeese handel in die tijd belangrijker werd dan de handel over de rivieren, verschoof het economisch centrum van de lage landen van Brabant en steden als Deventer, Nijmegen en Groningen naar Holland.

‘Vrouwen speelden een veel actievere rol in de strijd dan vaak wordt gedacht’

En als steden dan toch belegerd werden, dan waren het vaak de vrouwen die volop meededen om de stad te verdedigen. “Mannen werden vaak  gedood als de stad werd ingenomen, vrouwen liepen het risico te worden verkracht, maar werden meestal niet gedood. Ze hebben een veel actievere rol in de strijd gespeeld dan vaak wordt gedacht”, vertelt ’t Hart.

Hoewel ze zich als wetenschapper altijd al met onderwerpen als verzet en tegenstemmen in de geschiedenis bezighield, probeert ’t Hart de laatste jaren ook om het bredere verhaal  aan een breder publiek te vertellen. Ze denkt mee hoe je de canon van Nederland, een site waarop de belangrijkste gebeurtenissen uit Nederlandse geschiedenis toegankelijk wordt verteld, kunt aanpassen zodat die inclusiever en internationaler wordt.
Daarnaast heeft ’t Hart contact met docenten om het lesmateriaal voor scholen inclusiever te maken. “Het is bepaald niet gemakkelijk om goed lesmateriaal te ontwikkelen. Dat heb ik echt onderschat”, aldus ’t Hart. Zij zal zich daar de komende tijd mee blijven bezighouden.

Marjolein ’t Hart hield gisteren haar afscheidsrede. Haar boek Oorlog en ongelijkheid, een inclusieve geschiedenis van de Gouden Eeuw verschijnt in augustus.

Reageren?

Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. Reacties met url’s erin worden vaak aangezien voor spam en dan verwijderd. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.

Velden met een * zijn verplicht
** je e-mailadres wordt niet gepubliceerd en delen we niet met derden. We gebruiken het alleen als we contact met je zouden willen opnemen over je reactie. Zie ook ons privacybeleid.