OPINIE
28 maart 2018Overheid gaat niet over taal in kerkdienst
Het CDA in Rotterdam wil ervoor zorgen dat religieuze vieringen alleen in het Nederlands worden gehouden. Dat gaat in tegen de vrijheid van godsdienst, vindt Adriaan Overbeeke.
Rotterdamse migrantenkerken zijn niet enthousiast over een programmapunt van het lokale CDA. Dat streeft naar Nederlandstalige religieuze vieringen en wil dat doel op vrij korte termijn bereiken via subsidies.
Het intrigerende plan is gegoten in een voor-wat-hoort-watconstructie. De gemeente zal de Nederlandse les van de religieuze voorgangers van de anderstalige gemeenschappen gaan financieren "met als voorwaarde dat er na vier jaar, los van citaten, in het Nederlands wordt voorgegaan". Dit past in het plan de stad 'weerbaar' te maken. Het gaat de partij om meer ontmoeting. Diensten in eigen taal helpen daar niet bij.
De nieuwe Rotterdamse gemeenteraad kan een voorstel als dat van het CDA echter niet overnemen. Daar zijn twee redenen voor: met dit soort taalbeleid komt de godsdienstvrijheid in het gedrang en, van een iets andere orde, een gemeentebestuur gaat hier niet over.
Godsdienstvrijheid houdt onder meer in dat taalminderheden van allerlei slag, zoals migranten, vluchtelingen, expats, hun geloof binnen hun gemeenschap kunnen beleven in de eigen taal. Dit recht ligt vast in Grondwet en verdragen. Vijfentwintig jaar geleden werd er in een gezaghebbende uitleg van het VN-Mensenrechtencomité (dat toeziet op de naleving van het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten) op gewezen dat de door het in art. 18 van dat verdrag genoemde 'godsdienstige praktijk' zich ook uitstrekt tot “de door een groep gewoonlijk gebruikte taal”.
Voor expats en migranten is het belangrijk te weten dat de overheid respect opbrengt voor de taalidentiteit van hun geloofsgemeenschappen. Dat het christen-democratische CDA de anderstalige geloofsgemeenschappen het liefst naar het Nederlands ziet overstappen blijft eigenaardig.
De overheid kan de godsdienstvrijheid beperken. Het is immers geen absoluut recht. Maar de wenselijkheid van meer onderlinge ontmoeting tussen de bewoners kan geen grond zijn voor overheidsbeleid dat erop gericht is het Nederlands in anderstalige gemeenschappen in te voeren.
Het is waar, CDA-kandidaat-gemeenteraadslid Eskes heeft erop gewezen dat haar partij níets wil verplichten. Het subsidie-instrument is uit de kast gehaald. Kan dat zomaar? Bij subsidieverlening is terughoudendheid gepast. In het in 2009 door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uitgegeven advies 'Tweeluik religie en publiek domein' staat: “Aan een subsidie kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden (...). Subsidievoorwaarden mogen echter niet een verkapte poging zijn om in te grijpen in de inhoud van een geloof of geloofsmanifestatie.”
Het voorstel van het CDA lijkt me zo'n verkapte poging te zijn. Als die slaagt, wordt er bovendien geraakt aan de vrijheid van individuele anderstalige gelovigen in Rotterdam, nieuwkomers bijvoorbeeld, die geen geloofsbijeenkomst in eigen taal meer kunnen vinden. Zover zal het niet komen. Het valt ook nauwelijks te controleren, tenzij meteen ook een gemeentelijke taal-inspectie wordt opgetuigd.
In Rotterdam gaan, met goedvinden van het CDA, de deuren van de zogenoemde 'Huizen van de Wijk' dicht voor reguliere religievieringen. De gemeente is echter níet bevoegd in te grijpen in de taal die in een religieuze viering wordt gebruikt.
De auteur is universitair docent aan de afdeling Staats- en bestuursrecht, faculteit Rechtsgeleerdheid
Dit opiniestuk verscheen 27 maart in dagblad Trouw.
Reageren?
Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.