OPINIE
20 juni 2016Onze missie in Mali is minimaal en ondoordacht
Nederland stuurt net genoeg militairen naar Mali om te kunnen zeggen dat het zijn steentje bijdraagt. Een plichtmatige missie, zegt interventiedeskundige Dieuwertje Kuijpers.
Gelet op de problematiek in Mali zijn het aantal militairen dat Nederland stuurt (450) en het totaal aantal militairen dat meedoet aan deze interventie (12.000) pervers te noemen. De ‘Afghanistanisering’ van Mali (feitelijk de hele Sahel) is niet ondenkbaar: relatieve stabiliteit binnen Malinese landsgrenzen, gevolgd door een hernieuwd conflict en langdurige regionale instabiliteit.
Wat gaat hier verkeerd? Allereerst dienen participerende landen te onderkennen dat het probleem in Mali niet zozeer een acuut geval van jihadistische terreur betrof, maar eerder een cyclische binnenlandse politieke crisis. Zeker, elementen van Al Qaida zijn uit hun veilige havens in het noorden van het land verdreven. Maar het gewapende conflict tussen de zittende regering en separatistische Toeareg-strijders is nog lang niet opgelost. Want hoewel vorig jaar de Toeareg schoorvoetend hebben ingestemd met een vredesakkoord, is het nog maar de vraag hoe duurzaam deze afspraken zijn.
Ten tweede: de grenzen. Net als tijdens de interventie in Libië is het sluiten van de grenzen de grootste uitdaging. Het land veroveren is namelijk één, het gebied onder controle houden een tweede. Het was tenslotte dankzij poreuze Libische grenzen dat huurlingen in 2011 hun weg terug naar thuisland Mali wisten te vinden: zonder inkomen, maar met wapens. Dit resulteerde onder meer in de Toeareg-rebellie van 2012. Internationale organisaties zijn wel op de hoogte van het risico van poreuze grenzen, getuige ook de wirwar aan internationale afspraken, wetten en richtlijnen, maar eenmaal op de grond ontbreekt het de landen in de Sahel aan capaciteiten. Feitelijk is grenscontrole in de Sahel-regio geprivatiseerd en in handen van lokale stammen die goed geld verdienen met smokkelroutes. Resultaat: georganiseerde misdaad en terreurorganisaties kunnen gemakkelijk opereren in de Sahel en genieten steun onder de lokale bevolking door basisvoorzieningen aan te bieden die de zwakke regeringen in deze regio niet kunnen of willen garanderen. Tegelijkertijd heeft Operation Serval gezorgd voor een waterbedeffect, en is het jihadistische probleem doorgeschoven op het bordje van buurlanden Niger, zuid-Libië en noord-Nigeria.
Hoewel de Verenigde Naties steeds vaker een zogeheten ‘robuust’ mandaat krijgen, kiezen deelnemende landen, waaronder Nederland, vaak eieren voor hun geld. Uit angst voor electorale onvrede wordt de term ‘gevechtsmissie’ ontweken of met zijden handschoenen aangepakt, maar hiermee wordt het tegelijkertijd lastig voor militairen om effectief op te treden en de lokale bevolking te beschermen waar nodig. Zij hebben immers geen helder mandaat. Nederland loopt het risico dat de missie in Mali zal worden gezien als de zoveelste cheerleader-missie: net genoeg troepen leveren om te kunnen zeggen dat je je steentje bijdraagt, maar jezelf niet afvragen of deelname het Nederlandse veiligheidsbelang dient en of er een duidelijke en haalbare end game is geformuleerd. Vooral dit laatste is belangrijk want het stelt volksvertegenwoordigers, militairen en burgers in staat om te beoordelen of de einddoelen zijn behaald en hierdoor de Nederlandse inzet succesvol was of niet.
Je zou bijna denken dat Nederlandse politici dat laatste liever in het midden laten.
Reageren?
Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.