BACKGROUND
aanvullende informatie bij artikelen in het magazine en op de site
Columnwedstrijd 2016 - de shortlist
Demonstratie
Nu de wereld weer in brand lijkt te staan, denk ik steeds vaker terug aan de demonstraties van 2015. Het was het jaar waarin de zomer zich niet door koude luchtstromen liet verjagen. Hoewel het meteorologisch al weken herfst was, konden we nog steeds zonder jas op de binnenplaats rondlopen. Maar het was niet buiten in de late nazomer waar de spanning ontstond, dat was binnenin het universiteitsgebouw. Het begon, zoals geruchten beginnen, klein en onbelangrijk, van oor tot oor op fluistertoon. Totdat het door de juiste mensen werd opgepikt. In de collegezalen werd geschreeuwd, er werd geklapt, als ik me niet vergis werd er zelfs met stoelen gegooid. Het begin van een protest, als koolzuur onder druk, begon de collegebanken over te nemen.
Freya besloot dat we meteen moesten gaan. Ze was een studiegenoot en goed in demonstraties: zeker om de twee weken bezocht ze er een. Ze stond te roken bij de hoofdingang van het schoolgebouw, haar linnen tas over de schouder.
‘En college dan?’ vroeg ik.
‘De wereld heeft ons nodig.’ zei ze.
Ik herhaalde de woorden in mijn hoofd. Wat klonk het goed. Wat klonk ik nuttig. De wereld heeft ons nodig. Ik zei het nog eens. En nog eens. En nog eens, tot ik het geloofde.
We liepen langs het Singel, waar waterfietsers doelloos door de grachten gleden en de dapperste borrelaars de terrassen al bezetten. Freya bepaalde het tempo. Ze rende bijna, ik moest aan het begin van elke stap een sprongetje maken om haar bij te houden. De zon stond hoog in de hemel, mijn spijkerjasje begon aan mijn armen en aan mijn rug te kleven. ‘Ik vind er echt van alles van.’ zei Freya. ‘Jij niet?’ Het resultaat van een lange zomer was in de sproeten rond haar neus te vinden. Ik knikte.
Studentenleven op de pof
“Piep piep” klinkt het door de winkel. En nee, niet dat piepje van 'geslaagd' of 'goed gedaan, je had nog wat geld', maar het verliezers piepje, die van “je geld is op, en je staat nu voor lul”. Zuchtende, lange blikken om mij heen.
“Wacht even, ik moet even geld overmaken”, hoor ik mijzelf zeggen tegen de mevrouw achter de kassa. Telefoon.. ABN app... Bovenste rekening... 10 euro... Overmaken...
Ik vind het toch zo gek, hoe studenten, inclusief ik zelf, tegenwoordig op de pof leven.
Mijn huisgenootjes kopen het liefste op websites waar ze pas later hoeven te betalen, en creditcards swipen is een dagelijkse bezigheid geworden. In mijn gedachten zijn creditcards voor miljonairs en gebruiken studenten cash geld uit een envelopje met wat verkreukelde briefjes dat ze voor hun verjaardag van hun opa of oma hebben gekregen.
We kopen broodjes bij een boordzaak in plaats van platgestampte boterhammen vanuit huis mee te nemen en we kopen water met bubbels omdat we te lui zijn naar de kraan te lopen. Deze luiheid en deze geldstrijd die wij voeren met de overheid zitten elkaar dan ook wel een beetje dwars.
We vinden dat we nog recht zouden moeten hebben op stufi, maar doen er tegelijkertijd niets studie gerelateerds mee, want tsja, die nieuwe schoenen heb ik niet echt zo hard nodig om mee naar de VU te gaan.
Geld en studenten, het blijft een lastige combinatie. We hebben geld nodig, maar begrijpen nog niet echt waar de prioriteiten van ons geld horen te liggen.
“Piep piep” klinkt het weer. Maar deze keer de goede piep, de winnaars piep. Ik loop de winkel uit, recht in de dichtstbijzijnde broodzaak. Eerst maar eens een flesje water en een broodje zalm.
Handleiding voor boemerangkinderen
Ik trek mijn oude dekbedovertrek met shetlandpony’s uit de kast. Mijn kinderbed is zó klein vergeleken bij de tweepersoons-boxspring waarin ik nu jaren heb geslapen, dat het me het beste lijkt om op de nostalgische toer te gaan. Mijn relatie is verbroken; mijn eigen huis is mijn thuis niet meer. Vanuit de keuken roept mijn moeder: ‘Wie heeft dat lege pak cornflakes terug in de kast gezet?’ Ik woon weer bij mijn ouders.
Ik ben opeens een boemerangkind. De media ontploften kortgeleden over dit ‘groeiende fenomeen’, precies op het moment dat ik na zes jaar weer bij mijn ouders aanklopte. Jongeren keren massaal terug naar papa en mama. In Trouw sprak een gepikeerde opvoedkundige: ‘Ze hebben niet geleerd om door te zetten, zelfstandig te zijn, genoegen te nemen met wat minder’. Troostende paardenogen kijken me aan vanaf mijn hoofdkussen.
Het is het niet makkelijk om een boemerang zó te gooien dat hij terugkomt. Eerst bepaal je de windrichting door wat gras in de lucht gooien, en dan gooi je het ding in een hoek van 45 tot 90 graden tegen de wind in. Mijn ouders blijken de vaardigheid aardig onder de knie te hebben. Ze vragen me ‘Hoe was je dag?’ maar niet ‘Waar ben je de hele nacht geweest?’. Terwijl ik mijn moeder een kus geef, zeg ik dat ik de stad inga en dat ze niet op moet blijven.
‘Je was laat thuis’, zegt ze de volgende ochtend. Haar vermoeide ogen verraden dat ze niet heeft geslapen voor ze mijn sleutel in het slot hoorde, en dat was net nadat de kroegen dicht gingen. Schuldbewust zet ik koffie. Op wikiHow staat in vijftien stappen beschreven hoe je een boemerang moet gooien, met illustraties. Maar hoe je een behoorlijk boemerangkind moet zijn; nee, daar is nog geen gebruiksaanwijzing voor.
Ode aan de tosti
Tosti’s. Elke student leeft hierop. Voedsel dat voor de normale burger niet meer dan een ondergewaardeerde lunch is, waar je echt niet mee gezien kan worden, is voor de student zowel ontbijt, lunch, avondeten en midnight snack. De gemiddelde studentenkeuken ziet er meestal zeer treurig uit, maar het tostiapparaat zal altijd een prominenten plek op het aanrecht hebben. Helemaal smerig natuurlijk, want een tosti met oude kaasresten van de vorige tosti eraan vast is pas echt een maaltijd. Ben je een echte pauper student, dan maak je je tosti gewoon in de koekenpan en zeg je erbij dan ze dan nog lekkerder zijn, terwijl iedereen weet dat dat niet zo is natuurlijk. De truc is om een tosti te maken die nog nooit iemand gemaakt heeft zodat je indruk bij je vrienden kan maken. Als een vriend zegt dat hij een tosti heeft gemaakt met zijn shoarma leftovers van vorige week lach jij hem keihard uit, want dat had jij drie maanden geleden al gemaakt. Jij maakt tegenwoordig je tosti’s niet meer van brood, maar pakt twee stukken diepvriespizza waar je al je tosti ingrediënten tussen legt, dat is pas revolutionair! Het mooie aan tosti’s is dat je er alles tussen kan gooien, als er iets ondefinieerbaars in je koelkast ligt gooi je het op je tosti en heb je weer een prachte maaltijd. Maar uiteindelijk gaat er niks boven de klassieke ham-kaas tosti en misschien wordt je in de supermarkt raar aangekeken omdat je je winkelmandje vol hebt gegooid met brood, ham en kaas, maar negeer deze mensen. Zij snappen de pure perfectie van geroosterd brood met te veel gesmolten kaas en een plakje ham niet, zij hebben vast nooit gestudeerd.
De Uilenpisser
Het leven op Uilenstede is zo gek nog niet. Er is altijd wel wat te doen, je kunt rollend naar de supermarkt en als je even verder rolt ben je zo op de universiteit. En eerlijk, ik raak niet uitgekeken op het mooie uitzicht vanaf de 12e verdieping.
Maar er is één ding dat het toch wel moeilijk maakt om te blijven genieten. Het is die zure lucht die mijn neus binnendringt elke keer als ik de lift naar boven of naar beneden neem. De kleine, al van zichzelf zo benauwde lift, waar maar drie mensen in passen. Het is die zure lucht die me naar adem doet happen zodra ik de lift uitstap. Blij dat ik die helletocht weer heb overleefd.
Ik blijf hoop houden dat het ooit zal stoppen. Of dat onze lieve schoonmaakmeneer een sterker schoonmaakmiddel aanschaft. Tot die tijd zal ik, en de rest van Uilenstede met mij, die helletocht moeten zien te doorstaan.
De grote vraag blijft natuurlijk: waarom? Misschien is het iemand met een extreem zwakke blaas, waardoor die het wel in de lift móet laten lopen. Of wil ik dat alleen graag geloven, omdat ik het anders echt niet begrijp.
Maar genoeg is genoeg! Ik stap de barricades op en laat mijn stem horen. Beste Uilenpisser, stop ermee! Schaf luiers aan of drink wat minder bier. Dan kan iedereen weer met frisse moed de lift in stappen.
Broodje Feedback
Op de VU leer ik over regressielijnen, de ontwikkelingsfasen van kinderen en de ideale positie om in de lift in het hoofdgebouw niet te worden doodgedrukt. Maar misschien nog belangrijker: ik leer er feedback te geven volgens De Sandwichmethode. Een goed element van iemands presentatie/verslag/etc. (‘top!’) wordt hierbij gevolgd door een verbeterpunt (‘tip!’), waarna er wordt afgesloten met nog een goed element (‘top!’). Et voilà: een heerlijk ogende sandwich, zolang je hem niet openvouwt om naar het beleg te kijken.
Het is een mooi idee om zo opbouwend mogelijk feedback te geven. Toch heb ik twijfels over de effectiviteit van de methode. Deels ligt dat aan de naam – ik begrijp dat “gebruik de sandwichmethode” beter klinkt dan “boor je medestudent niet dermate de grond in dat zij/hij er een minderwaardigheidscomplex aan overhoudt”, maar Sandwichmethode doet mij meer denken aan een complexe manier van broodjessmeren dan aan feedback. Gordon Ramsey die tegen aspirant chef-koks schreeuwt: “THAT’S NOT HOW YOU MAKE A *** SANDWICH” – dát associeer ik met De Sandwichmethode. Daarnaast gaan mensen rare en/of ongeïnspireerde dingen verzinnen als ze worden gedwongen een top/tip/top geven. Menig feedbacksessie wordt afgesloten met de weinig specifieke top: “maar het was wel gewoon een goede presentatie, hoor.”
Aan de andere kant biedt De Sandwichmethode wel nieuwe perspectieven. Onlangs had ik een aanvaring met een racefietser die me omslachtig inhaalde op een smal fietspad. Toen ik het waagde commentaar te leveren, antwoordde hij glimlachend: “Lieve schat – wat lul je nou?” Aanvankelijk was ik beledigd en vooral verward door de tegenstrijdigheid van zijn woorden. “Lieve schat” is hartelijk genoeg; “wat lul je nou” heel wat minder. Nu denk ik liever dat dit geen sarcastische sneer was, maar een aandoenlijke poging tot gebruik van de sandwichmethode. Die arme meneer was gewoon de laatste top vergeten. Het is hem vergeven.