Ruziemaken is een gênante onderneming
Ik ben boos. Ik ben boos op iemand die iets naars heeft gezegd en ik vind van mijzelf dat ik naar zijn huis moet gaan om hem net zolang uit te schelden tot hij, overrompeld door zoveel woede, met tranen in zijn ogen zijn excuses aanbiedt. Dat is nogal een ambitieus plan gezien mijn persoonlijkheid. Toch ga ik onderweg naar zijn achterlijke grachtenpand in Zuid. Met de tram. Mijn fiets is stuk.
Ruziemaken vind ik een nogal gênante onderneming. Ik ben vaak genoeg boos op mensen, maar ik doe er haast nooit iets mee omdat het zo’n hoog GTST-gehalte heeft. Het voelt zo ontzettend melodramatisch om tegen iemand te moeten gaan schreeuwen over iets wat in de context van mijn hele leven waarschijnlijk nogal onbelangrijk is.
Ik kan echt jaloers zijn op mensen die mooi boos kunnen worden
Ik kan echt jaloers zijn op mensen die mooi boos kunnen worden. Hoe ze rustig beginnen te praten en zich steeds meer opwinden. Dat ze zichzelf woedend maken met hun eigen verhaal, alsof ze nu pas beseffen hoe erg het allemaal is. En jij, de toeschouwer, gelooft direct dat ze in hun recht staan, dat ze zijn geschoffeerd door een medemens, de maatschappij, de wereld. Je gelooft ze. Niet per se omdat ze gelijk hebben, maar je gelooft in elk geval dat ze zich zo voelen.
Het lijkt alsof ik altijd ruzie heb met mensen die ervoor geboren zijn. Het meest sprekende voorbeeld is een hoogbegaafd meisje dat rechten studeerde en tijdens een discussie een schoen naar me gooide. De dader/slachtoffer-verdeling is in dit geval vrij duidelijk zou je zeggen. Maar heb je enig idee hoe moeilijk het is om ruzie te maken met iemand die een perfect geheugen heeft? Iemand die van argumenten haar beroep gaat maken? Uiteindelijk kreeg ze het zelfs voor elkaar dat ik me schuldig ging voelen dat zij die schoen had gegooid. Als dat geen glansrijke carrière op de Zuidas wordt, weet ik het ook niet meer.
Maar vandaag sta ik volledig in mijn recht om deze persoon flink de waarheid te vertellen. We hebben om twaalf uur afgesproken in dat achterlijke grachtenpand, en voor ik aanbel beeld ik me in dat ik een hoogbegaafd meisje ben dat rechten studeert. Hij doet open en we gaan aan zijn tafel zitten. Ik sta op het punt om los te barsten. Dan gaat hij bij het koffieapparaat staan.
“Je hebt er niets in toch?” vraagt hij en begint met slaperige ogen in het bakje met cupjes te graaien en ik voel al mijn voornemens afbrokkelen. Ik kan toch moeilijk iemand gaan uitschelden die net heeft gevraagd wat ik in mijn koffie heb? Dat is onbeleefd en beleefdheid is wat mij onderscheidt van de dieren, vooral als je niet kunt ruziemaken.
ILLUSTRATIE: DIDO DRACHMAN
Reageren?
Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.