Ons Vondelpark
Ik zit met een vriendin in het Vondelpark. Op het gras beheert zij de muziek, omdat ik altijd vind dat zij een betere smaak heeft. De afgelopen tijd liep ze stage in een verzorgingstehuis en zag ik haar haast nooit.
“Als tiener vond ik twintigers heel cool”, zeg ik. “Ik dacht dat ze alles op een rijtje hadden, maar nu ben ik er zelf een.”
"Zo gaat dat gewoon. Wie vind je nu cool?”
“Dertigers.”
Een paar minuten later loopt er een man van in de dertig met een kinderwagen langs, zijn zoontje krijst. De man drukt hem een iPad in de handen, maar het huilende jongetje gooit hem direct weer op de grond.
“Ja, heel cool!” zegt mijn vriendin lachend.
Het Vondelpark zie ik altijd als de natuurlijke grens tussen ‘waar ik woon’ en ‘leuk Amsterdam’. Tussen de yuppen die in klasjes samenkomen om crossfit te doen kijken we naar de enorme huizen aan de overkant van het water.
In Een kleine geschiedenis van Amsterdam beschrijft Geert Mak hoe een groepje bankiers in de 19de eeuw een park wilde aanleggen. Hun oude wandelgebied, waar nu ongeveer Artis ligt, zou verdwijnen en de heren moesten per se een plek hebben om hun benen te strekken. Ze kochten echter veel te veel grond op. Deze overgebleven stukken land mochten geveild worden aan particulieren, mits er geen arbeiderswoningen op werden gebouwd. Daarom is de omgeving rond het Vondelpark gevuld met villa’s en ruime straten.
'Die villa's, ik word er altijd een beetje verdrietig van, het lijkt me eenzaam'
“Zou jij later in een van die dingen willen wonen?” vraag ik, wijzend naar de enorme bouwsels aan de overkant. Ze trekt een vies gezicht.
“Ze zijn opgekocht door Russische vastgoedmagnaten”, zegt ze. “Ze speculeren ermee.”
“Maar als het kon? De architectuur is best tof toch?”
“Op zich wel, maar ik word er altijd een beetje verdrietig van. Het lijkt me eenzaam. Je kunt met z’n tweeën de hele dag in zo’n huis rondlopen zonder elkaar tegen te komen. Wat moet je dan met al die ruimte?”
Aan het einde van dag lopen we via de westingang van het Vondelpark naar buiten. Op een bouwsteiger aan de weg hangt een reclamebord van Coca-Cola, het groepje bankiers van de 21ste eeuw, met de pathetische boodschap: ‘Het gaat ons lukken. We komen de storm wel door.’
Ik vind het ergens wel lief, maar ik heb het idee dat Coca-Cola veel te graag mijn vriend wil zijn. Van mij hoeft dat niet zo, ik heb er namelijk al een.
Deze column staat op de achterpagina van de nieuwe Ad Valvas, waarvan de papieren editie verspreid wordt op de betere anderhalvemetercampus aan de De Boelelaan.
Reageren?
Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.