Popup-Niks-missen-2.png

18 mei 2016

Jassenhuisje

Vroeger zette ik met mijn broer een paar stoelen tegenover elkaar in de tuin. Daar gooiden we vervolgens jassen overheen. Dat was dan ons huisje. We gingen in ons huisje zitten en vergaten de buitenwereld. Op die leeftijd betrof dat vooral onze moeder, die ons anders voor een of ander klusje de deur uitstuurde.

Soms zaten we in ons huisje en dan werden onze namen geroepen. Ik stond dan op het punt om “jaaaahaaa” te antwoorden, maar dan legde mijn broer snel zijn wijsvinger op mijn lip. Zonder geluid te produceren deed hij zijn mond op en neer, als een eenogige goudvis. Soms leek hij te zeggen: “Leef in het moment.” Of: “racisme is een structureel verschijnsel”, zo niet, “de Golfoorlog is een wederrechtelijke oorlog.” Waarschijnlijk zei hij iets in de trant van: “Stil, anders moet ik straks weer naar de Aldi en ik ben vandaag al drie keer gegaan.” Mijn moeder was niet van de lijstjes.

Ons huisje was niet bestand tegen de natuurkrachten. Een vlaagje wind en een van de jassen begaf het. Je voelde je best betrapt als de buitenwereld zich zo eenvoudig in je privésfeer mengde.

Soms diende een zus als permanente stut, ze moest dan de jassen vasthouden, zodat wij veilig binnen konden zitten tegen de achtergrond van onze benarde en ongunstige klimatologische situatie. Het bleek een vorm van internationale hulp waardoor we nooit echt zelfvoorzienend werden. Ook siste de zus af en toe dat wij het rustig aan moesten doen, daar binnen. Dat vonden we een behoorlijke inbreuk op onze interne aangelegenheden, maar we hielden onze mond. Als we een grote mond hadden over de, in onze ogen, illegitieme handelingen van deze buitenlandse mogendheid, dan hadden we in z’n geheel geen jassenhuisje meer. Een ware catch 22. Hoofdoorzaak van deze bijzondere constructie was natuurlijk mijn moeder. Mocht zij met lijstjes werken, dan hadden we geeneens een jassenhuisje hoeven bouwen in de tuin. Konden we gewoon binnenspelen. 

Mark reisde af naar Libanon, in zijn grote-mensenkleren

Waar ik het eigenlijk over wil hebben is onze minister-president, Mark Rutte.

Mark, een ietwat groot uitgevallen jongen, kleedt zich graag als de grote mensen. Eerder had Mark tegen de vluchtelingen gezegd: blijf thuis. De mensen zeiden: welk huis? en wezen hulpeloos naar ruïnes. “Opvang in de regio is het vereiste antwoord op deze crisis”, had Mark geantwoord, zonder in te gaan op de kritiek. “De situatie is erbarmelijk”, hadden de mensenrechtenorganisaties geroepen. “Jullie zijn altijd zó negatief”, zei Mark met een grote glimlach. “Ik kom zelf wel kijken.”

Mark reisde af naar Libanon, in zijn grote mensenkleren. Niemand zou het doorhebben, dacht hij.

“Zie je wel!” zei Mark goedgemutst, terwijl hij naar de jassenhuisjes wees, waarin grote, volwassen mensen zonder driedelig pak woonden. Mark mocht best naar binnen, met de mensen spelen, maar moest wel eerst zijn schoenen uittrekken, prioriteiten begrijp je.

Voor een kind is een jassenhuisje net een echt huis.

Reageren?

Houd je bij het onderwerp, en toon respect: commerciële uitingen, smaad, schelden en discrimineren zijn niet toegestaan. De redactie gaat niet in discussie over verwijderde reacties.

CAPTCHA
Deze vraag is om te controleren dat u een mens bent, om geautomatiseerde invoer (spam) te voorkomen.